Geschapen feiten lijken te noemen spoort mij aan mijn creatieve energie niet voortdurend te richten op de creatie van iets nieuws, maar die vooral ook te gebruiken voor het tot (eeuwig) leven wekken van het lijk dat ik zelf ben. Ik kan dit proces ook ‘het naar boven halen van onbewuste inhouden’ noemen. Allemaal oud nieuws! En toch.., zo verfrissend (vernieuwend), zo orgastisch om mee te maken!
Op een weg waar niets zeker is zoek ik zekerheid en meen die in kwantiteit, in de stof, en in het bewijs van het bestaan daarvan te vinden. De opstapeling van dode vormen is als een defensie tegen de persoonlijke dood. Al die onbuigzame regels die we hebben om handelen en denken in het gareel te houden. Denk maar aan het ‘godgegeven’ auteurs- of eigendomsrecht of aan de onzinnigheid van het stellen van ‘improduktieve’ vragen als, ‘is EEN + NUL altijd EEN?’
Voor de gedeelde- en dominante staat van bewustzijn is 1 + 0 altijd 1. Voor die andere staat van bewustzijn, eerder de ‘Nagual’ genoemd, kan 1 + 0 van alles zijn. Eenheid is dan ondeelbaar en 0 is de bron daarvan. Echter, als er geen ijzeren onderscheid is tussen 1, 2 of 3 bestaat, waar blijf ik dan nog met mijn mooie overzichtelijke rekenkunde.
Het kort houden van de fantasie houdt wellicht de rekening van hulpverleners laag, maar snijdt mij ook af van inzicht in het doorgaande scheppingsproces.
Ontkennen we de zo persoonlijke persoonlijkheid dan scheppen we ruimte voor een andere benadering. We zien dan dat ons lichaam een stoffelijk medium is dat middels lust en lijden aangeeft hoe geïncarneerde energie zich verhoudt tot de vrije energie waar het uit is voortgekomen. De EEN in de getallen terug te vinden als stapelmateriaal is simpel; de NUL te vinden in de wereld der verschijnselen dat is ‘another cup of tea’.
Het was geloof ik de persoonlijkheid, de autonome persoonlijkheid nog wel, die ons een ‘status aparte’ moest geven ten opzichte van de blinde en onpersoonlijke krachten van de natuur en van het collectief onbewuste. Met de fictie van de persoonlijkheid schiepen we een beeld dat niet overeenkomt met die van onze ware natuur, afstand scheppend tussen Geest en Beest. ‘Wij zijn geen dieren, wij zijn mensen’, heet het dan!
Maar wie was het die zei dat als het niet voor de hond was hij nooit geweten zou hebben wat woorden als ‘trouw’ of liefde’ betekenen?
De waan sterk te zijn of zwak, dik of dun, ziek of gezond, filmster of kluizenaar pint mij vast op bepaalde vibraties, op een bepaald nummer, op dat ene punt dat zo typerend is voor de persoonlijkheid die IK denk te zijn. Dat we elkaar of onszelf niet op een nummer moeten zetten weten we, maar eigenlijk doen we niet anders.
Onze armzalige identificaties met goud en goed verhinderen ons te zien dat deze slechts interessant zijn als symbool ofwel als verwijzing naar steeds diezelfde geheimzinnige bron waar voorstellingen als jakhals, slang of sfinx sinds de dageraad als archetypische modulaties gezamenlijk vorm geven aan de Nul en aan alles wat daar vervolgens uitgekropen is.
Beschouwen we de hond als de energie die vorm geeft aan trouw dan kunnen we het beeld van de Meester van de Mummificatie uitbreiden met een gevoelscomponent die toegevoegde waarde oplevert in het integratieproces van leven en dood; stroom en tegenstroom in bewustzijn, het ‘up and down’ van eb en vloed.
Verbinding met mijn superalerte hond schept de toegevoegde waarde van vertrouwen. De hond laat mij niet in de steek. Zijn trouw vind ik ook in een voortdurende oplettendheid mij tegen eigen misstappen of tegen aanvallen van buiten of van binnen te beschermen.
Het gaat in bovenstaande om grote energieën, om grote lusten en lasten. Maar Grote Geest beschermt ons met het beeld van de sfinx, de verschrikkelijke moeder die wanneer de leugen of de kapsones te groot wordt gehakt van mij maakt.
Wil ik leren van lust en lijden dan lijkt vereenzelviging met sfinx, een van onze alleroudste sculpturen, me een uitstekend idee. De angst alles te zijn is belichaamd in dit symbool, want alles is immer ook niets. Maar alles of niets; de eis alles met alles tot evenwichtige menging te brengen stuit in ‘Niets dat Alles is’ op de noodzaak ongebruikelijke methoden aan te wenden. Noem het fabelachtige methoden, zoals de Sfinx bekend staat als een fabeldier.
De pijn van eenzijdige overdrijving moet mij niet alleen behoeden voor het zwarte gat van mijn evolutieve toekomst maar beneemt mij ook de kracht op de ‘bekende’ weg door te gaan. Zo hang ik tussen verleden en toekomst. De Nul echter als kompas en chronometer in ruimte en tijd vertelt mij dat juist deze positie het hier en nu bevat waarvan Huxley vond dat we daar al ons bewustzijn op moeten richten. ‘Be aware’!
Eigenlijk is het wonderschoon. Anubis is het lichaam van onze werkelijkheid en de waakhond der goden die we door de Olympische schandaalpers hebben leren kennen als schenners van de maagdelijkheid, jaloers en oorlogszuchtig. De oorspronkelijke energie die onbewust is, amoreel en vormloos schept via schijnbaar chaotische processen steeds grotere rampen die vervolgens leiden tot ontwikkelingen in moreel besef. Grote Geest die als een kind zandbaksels bouwt en weer wegvaagt, maar leert en steeds hogere en complexere vormen onder de knie krijgt.
Dit leerproces kan niet sneller gaan dan de toename van bewustheid van de reeds geschapen vormen die middels - het hemd dat nader is dan de rok - zich in eerste instantie op bewustwording van het eigen fantastische, stoffelijke, zintuiglijke lichaam wil richten. Het verschil tussen scheppen en onderhoud doet denken aan de soms pijnlijke verschillen tussen mannelijke- en vrouwelijke standpunten.
De onvrede met het eigen uiterlijk en de correctiebusiness die zich daar op stort laat toch een zekere investeringsbereidheid in dat eigen lichaam zien, maar ook de oppervlakkigheid daarvan. Zoeken is mooi, maar het alsmaar in de verkeerde hoek zoeken plaatst ons steeds weer terug op dat punt waar we ons bedreigd, ledig en onvoldaan voelen.
Vreest niets behalve de vrees zelf! Wij hebben onze verschrikkelijke moeder nodig. Doe dit, doe dat niet! In de Sfinx vinden we de vier elementen terug, die in de kaart nog versterkt worden door een afbeelding van de vier Evangelisten.
De grote nadruk op de elementen in 10 geeft niet alleen een aanwijzing maar ook een inzicht.
* De aanwijzing is dat ontsluiting van betekenissen in relatie tot de tweebenige getallen niet mogelijk is als er niet voldoende menging heeft plaats gevonden in de elementen.
* Het inzicht is dat de ontwikkeling van moraal niet het gevolg is van een of ander abstract ideaal maar betrekking heeft op het in het evenwicht brengen van de vier elementen en een veel pragmatischer programma dient dan we geneigd zijn te denken.
Denk maar aan een bakker. Als het deeg niet goed is gemengd valt de kwaliteit van het brood tegen.
Als het eigen gedrag een benauwenis wordt, als het zelfbeeld wankelt, is het tijd de bestaande verhouding tussen emotionalteit, mentaliteit, perceptivititeit en creativiteit aan een onderzoek te onderwerpen.
De sfinx neemt ten opzichte van de cirkel de plaats in van een derde oog dat geopend moet worden zodat lust en lijden waargenomen kunnen worden op het moment van hun ontstaan, en niet als we al in een vergevorderd stadium van kanker, psychose of iets dergelijks verkeren.
Juist in het Wiel moet ik mezelf geen Rad voor de ogen draaien. Gezondheid en ziekte weerspiegelen een proces van aantrekking en loslaten. Simpelweg op te houden met dit, of juist te beginnen met dat levert echt niet altijd het gewenste resultaat. Ik moet er achter zien te komen waar die impulsen vandaan kwamen die mij zus of zo laten handelen, en onder welke omstandigheden die zich hebben ingebed in het arsenaal van mijn geconditioneerde reflexen.
In het sjamanistische gedachtegoed wordt een slechte menging geassocieerd met de afwezigheid van de ‘guardian spirit’.
Geweten, derde oog, afweersysteem of de sfinx zijn begrippen die makkelijk associeerbaar zijn met ‘guardian spirit’.
Meer nog dan aan het begin van de eenbenige getallen ben ik me er van bewust dat het symbolische systeem dat ik bezig ben op te richten mijn voornaamste referentiekader is; vergelijkbaar met een persoonlijke horoscoop of met de ‘Tree of Life’ waar de 10 Sferen vaste waarden zijn, onderling verbonden door 22 Paden, de 22 Grote Arcana in de Tarot.
Jezus sprak in vergelijkingen en onze grote openbaringsboeken staan vol metaforen.
Vergelijking, metafoor of symbool kunnen kijken transcenderen tot zien, en zien is kennen is macht; de macht om het menselijke, om het goddelijke in mijzelf op te sporen en tot expressie te brengen. Het Rad van Fortuin lijkt hier te willen zeggen: ‘Wie niet speelt die niet wint. Tot op heden heb ik geen boeiender spel gevonden dan het me eigen maken van een persoonlijk symbolisch systeem.
In bronnenonderzoek worden opvoeding en vorming vaak gezien als oorzaken van ellende. Ik bedenk dan maar dat het in mijn leven niet gaat om de deugdelijkheid van mijn opvoeders, maar om mijn eigen deugdelijkheid.
Het geeft niet als ik in Tien in zelfoverschatting mijn doelen en idealen hoog stel. In de nabijheid van de Fool mag ik aannemen wat ik wil, en ik vertrouw erop dat de sfinx een deugdelijk wachter is met meer ervaring dan ik.
In mijn zelfbespiegelingen en in mijn verkeer met andere zoekers bleken bepaalde aannames beter te werken dan andere. Ouders en opvoeders te zien als de uitvoerders van een plan dat de nog ongeboren ziel zelf heeft vastgesteld, kent een groot voordeel.
Immers de negatieve kant van de aanpassing kan nu aangewend worden als een agenda voor persoonlijke groei. Deze mertamorfose van slachtofferschap naar verantwoordelijkheid - die begint met erkenning- en herinterpretatie van lust en lijden - brengt de Kracht die we in Hoofdstuk 11 nodig hebben om het hangen in 12 wat comfortabeler te maken
‘Het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog ener naald, dan dat een rijke het koninkrijk Gods binnengaat’ Een naald is een EEN met een heel klein NULLETJE in de top, een soort gaatje in mijn kop; misschien wel dat beroemde derde oog.
Om deze Saturnale cirkel door te komen moeten goud en goed, alle beloningen voor de aanpassing aan waarden die niet van binnen uit kwamen, gerelativeerd worden.
De symboliek van de kameel verwijst naar de bereidheid van de geest zich te laten leiden door een hoger principe en uitsluiting te verdragen in naam van recht en waarheid.
En als het volk dan mort dat bij zulke eisen niemand ooit het Koninkrijk kan bereiken luidt het antwoord: ‘Dat niet bij de mensen maar wel bij Grote Geest alles mogelijk is’.
Wie zich wil aansluiten bij deze noodzakelijke nederigheid zal mij wellicht ook willen volgen in wat vanaf nu echt een tasten in het duister wordt.
Wil je niveauverschuivingen vieren, sla dan een radslag voor je lief. En heb je geen lief, doe het dan voor de kinderen. Zij vinden het prachtig en je creëert er geen slecht karma mee.
Mijn buurman die op nummer 10 woont vindt zichzelf een Man van Niks. Ik denk dat dat een goede basis oplevert voor een onderzoek naar wat IK nu eigenlijk is.
Joachim Bunders