HOOFDSTUK ELF
Kracht die pure lust is. |
Vervolg van: Vallen in getallen hoofdstuk 10, Het Rad van Fortuin
Het Rad eist in de hogere (diepere) ontwikkelingen ‘onafgebroken’ aandacht voor wat er in mijzelf gebeurt. In 11 staat de Magiër voor dat onbekende zelf, voor dat allereerste principe: ‘IK’.
‘Kijk naar je eigen’, is het gezonde advies dat we ontvangen wanneer we schamelheid alleen maar in de ander zien.
Carmiggelt schreef ooit zoiets als: ‘Als je een te hoge dunk van jezelf hebt moet je maar eens een tijdje in je nakie voor de spiegel gaan zitten’.
Carmiggelt wist ongetwijfeld dat mensen over het algemeen geen erg hoge dunk van zichzelf hebben. Mensen hebben in de regel een zeer lage dunk van zichzelf, en hoe harder ze zichzelf en elkaar het tegendeel willen wijsmaken hoe lager die dunk. Zelfs de gelauwerden en zij die zich tooiden met de veren van macht en praal liggen niet zelden te tobben, turend in de duisternis, machteloos wachtend op ontspanning en slaap. Wij zijn ongeridderd en vederloos geboren, en alleen al het idee dat we allerlei vormen van uiterlijk vertoon nodig hebben bewijst dat we innerlijk nog op het peil zitten van de kaffer die met kraaltjes en spiegeltjes gelijmd kan worden.
Toen ik bovenstaande voorlas aan mijn bezoeker meende deze dat hij de lage dunk die ik het mensdom toedicht toch te moeten betwijfelen, Hij had ooit zelfs een aandrift gevoeld een boek over arrogantie te schrijven.
Spiegeltje aan de wand. En kijk dan hoe laag wij de mens in de derde wereld achten. Toch is die derde-wereld-ander ook een IK. Hoeveel leed we hadden kunnen verzachten, hoeveel slecht karma wij op hadden kunnen ruimen door een vollediger beeld van de mens voor ogen te krijgen en te houden dan dat ene geïsoleerd IK.
Denk wat dat betreft geen moment dat Uw gewaande voorlichter niet door en door corrupt is.
Zo dat lucht op! Als dit hoofdstuk dan zo nodig over IK moet gaan laat ik mijzelf dan niet verbergen.
Elf is oneven en actief, maar schept in 1 + 1 = 2 een even en passief getal. Worden spiegels in deze verdiepte TWEE bespiegelingen? Komt de spiegel die ik zelf ben nu aan de beurt?
We zien de omdraaiing in alle getallen van 10 tot en met 18. Ik sta dan ook niet geheel zonder begrip voor mijn draaikonterij, die ook wel opportunisme wordt genoemd. Zelfs in dit schrijven pas ik mij moeiteloos aan mijn onwetendheid aan.
De Romeinse ` ziet er in een simpeler tekenset uit als ll, een weg, een tunnel of een vagina; symbolisch op te vatten als de verbinding tussen onbewust en bewust, of tussen mijn percepties van zijn en niet zijn; één bewustzijn met twee tegendraadse stromingen.
Als fantasie of geloof het bestaan van zo een verbinding hebben geaccepteerd kan mijn innerlijke Magiër pogingen wagen deze beelden tot materialisatie te brengen.
Twee, net als elk ander getal is een eenheid in zichzelf; maar een rekenkunde die ons leert dat 1 + 1 TWEE is, bereidt ons niet voor op een werkelijkheid waar de verbinding met een ander IK soms wel in eerste- maar vaak niet in tweede instantie als EENHEID wordt ervaren. Echtelijke ruzies en innerlijke vervreemding tot scheurens en scheidens aan toe hebben mijn ogen geopend. In EEN de TWEE te respecteren en in TWEE de EEN; wat GIJ niet wilt dat U geschiedt doet dat ook een ANDER niet. Begin er maar aan!
Bedenkende dat ‘de ander’ vooral een (eigen, innerlijke) bewustzijnsinhoud is, maakt van het kwaad dat ik een ander bereid sowieso kwaad dat ik mijzelf aandoe. Conflict is een symptoom van gebrek aan samenwerking tussen de 4 elementen; en het feit dat ik die verscheurdheid meesttijds niet eens in mijzelf opmerk betekent niet dat die er niet is. Het onbewuste is ruim genoeg om ook plaats te bieden aan al die zaken die ik toevallig niet zie zitten en waar ik vervolgens dan ook niets van wil weten.
Onwetendheid en vergetelheid zijn minder onschuldig dan soms wordt aangenomen.
Voor het bewustzijn is het Rad een weg zonder begin en eind. Míjn naam is ‘ínfinity’; en als dat geen lidmaatschap inhoudt van de familie der Goden dan weet ik het niet meer.
Maar is dat nu het ‘oneindig’ geluk voor onze jonge prins en prinses zoals het sprookje dat beloofde? Of moet ik vanaf nu geluk associëren met juist die dynamiek, met juist die interactie tussen leven en dood, tussen werkelijkheid en sprookje; zo kenmerkend voor lot, onvoorspelbaarheid, regressie en andere onaangenaamheden, maar ook voor alle hemelse tegendelen daarvan. Welke passage kiest de Held? Gaat het naar nog verder einder, of gaat hij de kleur van zijn hart ontdekken?
18 = 9 = het hoogste getal, het einde
19 = 10 = 1 = een geheel nieuw begin.
Tel ik 9 en 1 bij elkaar dan moet ik toch twijfelen aan dat statische gedraai in TIEN, een hogere EEN; een Magiër die morgen schept (van binnen- naar buitenwereld brengt) wat vandaag nog onmogelijk was. Elke dag opnieuw; dat wel!
De som van NEGEN en EEN te zien als een onderdeel van een spiraal, en dat kan wanneer ik mijn perspectief een ietsje aanpas, opent de TIEN voor ontwikkeling en evolutie. Als een bergpad komt elke nieuwe winding voort uit de voorgaande. De overgangen zijn niet makkelijk aan te wijzen maar ze moeten er zijn. De op en neergangen in 10 mogen eindeloos lijken; elke wending vindt plaats binnen geheel andere coördinaten, de ervaring met zich meenemend van voorgaande evolutie en de evoluerende verwachtingen aangaande komende windingen.
De mogelijkheid (noodzaak?) een nieuw leven te beginnen nemen we mee van het ene ‘hier en nu’ naar het volgende. Drie is dat nieuwe leven. Elke bewustwording en vereniging van tegendelen schept een nieuw begin, en waar iets verschijnt moet iets anders verdwijnen. Zoom, pan, tilt en lift in video en film laten zien hoe dat werkt.
Het geziene en het ongeziene, deel en tegendeel, beeld en spiegelbeeld, yin en yang hangen als raadselachtige keuzes over het bewuste van EEN en het onbewuste van TWEE.
De reeks van 10 t.m. 19 die we nu onder onze knedende handen hebben staat geheel in dienst van TWAALF waar de omkering (het verduidelijken van de tegenstellingen) middels de Gehangene in focus wordt gebracht. Uiteindelijk is er een manier om zelfs de laatste kruimels negativiteit (negatie = ontkenning) positief in te zetten; vergelijkbaar met de negatieve pool die ‘in samenwerking’ met de positieve pool de energie opwekt die we nodig hebben om onze voeten warm te houden. In de omdraaiing worden onze zekerheden weer vraagstukken en worden gesloten wereldbeelden weer vloeiend. Dat wat nooit gezien werd kan thans minutieus onderzocht worden; het eigen ‘gezicht’. Wie tekent ziet meer, zegt de beeldend kunstenaar. En het is betekenis dat we zoeken. Waarom besta ik? Wat is het nut van een leven dat veelal in pijnlijk en eenzaam sterven ten einde moet komen? De spiegel stopt mij in mijn vaak te snelle gang en doet mij ook stilstaan bij de betekenis van het woord ‘gezicht’.
‘CHI’ en ‘SCIENCIA’ komen uit dezelfde koker als ‘GEZICHT’. In het zien mogen we ontdekken dat energie (chi) niet alleen grondstof is voor alle materie maar ook voor intelligentie (science). In dit verband verwijst Wikipedia ook naar een andere etymologische lijn: VID, VEDA, VIDEO,WETEN, WIJSHEID of KENNIS en ZIEN. Ik laat de verwondering over dit kleine bouwwerk van associaties graag aan de lezer over. De indruk dringt zich op dat het gezicht niet alleen het apparaat is waarmee we zien, maar ook het geziene is. Ik ben wat ik zie, en dat is wat ik weet. Descartes maakte een onderscheid zoals die zo tragisch gemaakt wordt in alle ‘verlichte’ wetenschap, tot aan kernsplitsing toe. Er bestaat geen lichaam-geest probleem. Intelligentie, verbeeldingskracht of geest dragen alle vormen in zich die wij kennen. Zij zijn die vormen! Zelfs een tikkende atoombom staat niet buiten het intelligente patroon waarin keuzes gemaakt worden voor fusie, splijting, of een combinatie daarvan en waar de explosieve kracht overeenkomt met het potentieel van lust en onlust dat ik hier in ELF onderzoek. Atoom betekent ondeelbaar.
Zoals EEN de kleinste eenheid is met de grootste scheppingskracht, zo is de Magiër die ik in mijn vizier probeer te krijgen, een onpeilbare (oneindige) krachtbron.
God is wat we willen dat hij (zij) is. Barbara Walker zegt het zó in haar ‘Sceptical Feminist’.
‘Men have always tacitly admitted that they create their own deities. Eastern sages long declared that true deity inheres in the Self, and the Self (atman) is identical with God. Gnostic Christians also admitted as much, copying their doctrine from the worshipers of Hermes, Osiris, Orpheus’. popular mystery cult saviors of the early Christian era.’
‘The Kingdom of God is within you; John 15-4’.
Kracht kan opgevat worden als een zoektocht naar het ware ik, maar ook hier is omdraaiing op zijn plaats. Op te merken wat het is dat mij (mijn denken, mijn emoties en mijn handelen) vorm geeft staat gelijk aan bewustwording van een werkelijkheid die veel lijkt op de geweldige interactiviteit die we in bijvoorbeeld een horoscoop aantreffen. Het is hier dat het animistische wereldbeeld zich opdringt. Wij zijn omgeven door ontelbare krachtvelden waarvan een deel objectief meetbaar is, maar waar een ander deel verondersteld wordt, net als in de fysica. Het hoort kennelijk bij het scheppende vermogen van de mens om voortdurend ruimte open te laten voor nieuwe lagen van ervaring. Eerst geloven dan zien! Die veelheid vroeg om herkenning en benoeming waardoor allesomvattende goddelijkheid een pantheon werd van goden en godinnen, die (andere voorbeelden waren kennelijk niet voorhanden) sprekend op mensen en hun huisdieren lijken. Dit moet de plek zijn waar ik mijn lezer welkom in het mythologisch tijdperk mag heten.
Na overweging van het Nulpunt in TIEN, die is als de lediging van alle begrippen en definities die we kennen van de mij omringende wereld, blijkt concentratie op deze ledigheid een innerlijke bezigheid te zijn die de waarden waaruit binnen- en buitenwereld bestaan samenbrengt in één bewustzijnsstroom; en waar ook voorkomen wordt dat mijn meditaties toch weer uitdraaien op een egotour. Het innerlijk is een aspect van het uiterlijk, en omgekeerd. Zo ondeelbaar als een atoom, maar met dezelfde onvoorstelbare kracht.
Het leren mezelf te zien zoals ik ben en hoe dat ZIEN via omdraaiing bij mij binnenkomt, maakt een wereld van verschil. Ik kan wel doen alsof ik mijzelf ken, ik kan wel verwachtingen koesteren en menen dat ik recht heb op allerlei spirituele of materiële zekerheden zoals die gevonden worden in het volgen van de laatste mode; daarmee maak ik mezelf niet gelukkiger. En dit soort dromerij helpt mij ook niet steviger op mijn benen te staan. Helaas wordt heel veel van mijn standvastigheid vastgelegd in de instandhouding van vooroordelen en te beperkte-, maar zeer kollektieve-, beelden van werkelijk- en onwerkelijkheid.
Wie kent in Holland niet het beeld dat ondersteboven staat in grachten, vaarten en meren?
Het omklappen van een beeld kennen we van glas- en waterspiegels. Alleen het feit al dat ik nu voor enige tijd met tweebenige getallen heb te maken is genoeg om de aanwezigheid van de spiegel als onderliggende essentie van deze reeks aan te nemen. 11, die ook 2 is, doet mannelijke goden stampen en heersen op de buik van hun oorsprong. Ze zijn vergeten waar ze vandaan komen en construeren allerlei al of niet wetenschappelijke oorzakelijkheden als ‘big bang’ of ‘evolutietheorie’. Wie kent niet het bekende zen-grapje waarin op de vraag: ‘Ja maar waar is god dan’, de meester antwoordt: ‘Pas op, je staat er op’. Dat wat we hopen te vinden zit misschien helemaal niet in het hoofd; ook al kennen we verhalen over afgelegen stammen waar kinderen geboren worden uit de hoofden van vrouwen; of van mannen zelfs.
Elf! Voorbeelden uit Mythe en sprookje zijn vanaf nu uitgeprojecteerde beelden die informatie bevatten over licht en duister of over instemming met- en afkeuring van goed en kwaad van de eigen binnenwereld.
De spiegel waarin ik scheppingsresultaten zie waartegen de Magiër zijn hoofd blijft stoten, leveren mij het inzicht dat er nog ruimte is voor heel wat bewustzijnsuitbreiding. Eigenlijk worden we het meest geteisterd door eigen scheppingen waarvan de gevolgen niet zijn voorzien. Toch is het in materialisatie brengen van onvolmaakte mengingen de weg van de Magiër naar het grotere bewustzijn. Wat ik leren moet is mijn uitingen en waarnemingen te zien als symbolen waaraan ik mijn staat van bewustzijn kan aflezen; en waaraan ik vervolgens kan zien wat er aan deugt en wat niet. Bewustzijn kan hier voorgesteld worden als een bouwwerk waarvoor de architect in mij volledig verantwoordelijk is. Dit bouwwerk vat ik op als een representatie van de gehele bekende en onbekende kosmos, die ik beschouw als mijn ware woning.
Voor hen die geloven in willekeur en toeval zal deze gedachten behoorlijk onverteerbaar zijn. Het lijkt wat ver te gaan om onze verlichte cultuur af te doen als een soort fall out van wat er heel diep in ons gebeurt; maar in sprookje of in droom is afstand wel het laatste dat de held afschrikt.
Het zien van mijzelf is een kwestie van kontrast. Alles wat ik denk niet te zijn, de ganse wereld en een compleet heelal, vertelt het verhaal over wat ik ben. Ten opzichte van de complexiteit van zo een spiegel voel ik me niet groter dan een amoebe. Toegeven aan dat gevoel echter schept een zelfbeeld dat weinig te maken heeft met wat er te zien valt.
Hoe ik het heelal ook zie, het als een amoebe af te doen kan wel maar doet geen recht aan wat we met zijn allen over dat heelal hebben afgesproken of aangenomen.
Dat we het heelal reduceren tot de eigen maat lijkt harde noodzaak. We willen niet over- en weggespoeld worden. Bij het naar binnen halen van zaken die te groot of te klein zijn voor onze zintuigen wordt een maat opgelegd die we aankunnen. Anders hadden we ze immers niet naar binnen kunnen halen. De modellen van micro- of macrokosmos zijn abstracties die ons dwingen steeds gevoeliger te worden voor vormen van mentale en zintuiglijke activiteit die een louter bedacht zijn op overleven te boven gaan. Het raden naar betekenis leert mij EEN OP EEN te raden naar betekenis. De vergelijking staat in mijn symbolische arbeid centraal, zoals dat altijd al het geval was. Ook hier is het getal meer dan de som der delen. Twee is meer dan Een + Een. De meerwaarde hier is het inzicht dat EENHEID zich uitdrukt in VEELHEID, een waarde die echter niet opgemerkt wordt wanneer we het onderricht in getallen uitsluitend aan de wiskunde overlaten.
Over zelfbescherming gesproken; van alles wat zich aan mijn ogen aanbiedt wordt maar heel weinig door mijn actieve bewustzijn geregistreerd. De plant in mijn kamer bestaat helemaal niet als er niet ergens een commando wordt gegeven om die plant in mijzelf op te merken. Wat niet in mij opkomt kan niet onderzocht worden. De vraag of ik op bepaalde gebieden al dan niet een vegetatief bestaan leidt, zal dan niet zo gauw in mij opkomen.
Het is de onbewuste Magiër in mij die het draaiboek van mijn waarnemingen schrijft. Wat ik mijn dagelijkse ervaringen noem zijn de zetten van een schaker in mijn magische kern. Het wordt tijd kennis te maken met deze schaker, met een IK die dingen doet die absoluut niet bij mij lijken te passen..
De individuatieweg kan niet betreden worden als ik niet besef dat de staat waarin ik verkeer een kopie is van mijn bewustzijnsstaat, of andersom. De file waarin ik elke dag sta is niet meer dan de innerlijke congestie die mijn kuddegeest blootlegt.
Of ik nu arm ben of rijk, ziek of gezond; ik ben altijd precies op de plaats en in de conditie om de voor mijn ontwikkeling meest relevante les te leren. Misschien geloof ik niet genoeg in een grotere werkelijkheid dan de monotone opvolging van ‘elke dag ongeveer hetzelfde’. En toch, ik hoef mijzelf alleen maar een iets intiemer contact toe te staan met de werkelijkheid om op te merken dat ik inderdaad zelf de schepper ben die bepaalde wat opgemerkt mocht worden en wat als subliminaal afval regelrecht het onderbewuste in werd gepompt. Oefeningen in oplettendheid en concentratie op het hier en nu horen ook bij Hoofdstuk 11.
5 is het getal van de persoonlijkheid en 6 is het getal van de liefde. Met deze combinatie kan ik alles wat me vreemd is in een helende context plaatsen. De titel van het archetype hier is ‘Kracht’.
Grotere openstelling komt met grotere kwetsbaarheid en dus met de angsten die in het oeroude spel van aanval en verdediging ontwikkeld zijn. Bewustwording en toepassing van bovenstaande combinatie maakt mijn leven echter direct een stuk levendiger en authentieker. De persoonlijkheid buiten te sluiten omdat het toevallig niet de eigen persoonlijkheid is, veroordeelt de eigen persoonlijkheid tot armzaligheid; een ongerelateerd deeltje dat nergens in onze geaccepteerde werkelijkheid voorkomt.
Hetzelfde geldt voor handelen, spreken en denken. Als ik in antwoord op de vraag,’hoe gaat het met je’, zeg dat het goed met me gaat terwijl ik in werkelijkheid de wanhoop nabij ben dan zeg ik eigenlijk dat ik niks met de belangstellende vrager te maken heb. De leugen echter is nooit groter dan het valse, beperkte zelfbeeld dat ik in alle bewuste en onbewuste keuzes heb samengesteld. In dit soort waarnemingen kan ik er achter komen wat voor soort relatie ik met mijzelf heb toegestaan, en wat ik als te groot, te klein of te riskant, als een ‘dat lust ik niet’ aan de kant heb geschoven. 11 wil mij inprenten dat de genoegens of de ellende die ik me heb veroorloof tot in detail informatie bevat over mijn slagen of falen in het tot eenheid brengen van persoonlijkheid, mijn integriteit. Mijn Ik en mijn Gij; mijn Gij ook een IK.
De Magiër, tot nu toe een voornamelijk onbewuste kracht, gebruikt mijn innerlijk oog om mijn denken, spreken en acties in de peiling te tijgen, maar brengt daarmee ook zichzelf naar buiten, incarneert als het ware in bewustzijn.
Nu pas blijkt hoeveel concentratie er nodig is om dat oog geopend te houden. Daarmee wordt duidelijk waarom de 1 geassocieerd wordt met de 4. Het omgaan met de dagelijkse realiteiten (4) als een concentratieoefening is als het bijeenbrengen van inspiratie en realisatie. Handelingen, ontmoetingen, uitdagingen of moeilijkheden lijken aan kracht en inhoud te winnen. Naarmate we tijd en ruimte om ons heen beter weten te appreciëren is het alsof tijd en ruimte in de binnenwereld krimpen, waardoor alle tegenstellingen dichter bij elkaar komen te liggen en er nieuwe energie vrij komt voor nog bindender concentraties.
Als ik hier de profeet wilde uithangen zou ik zeggen dat de ontdekking van de paradox - waarin een uitdijend heelal identiek is aan een krimpend heelal – onvermijdelijk is. Maar zolang wij alles wat buiten onszelf bestaat een binnenwereld ontzeggen zullen we nog wat geduld moeten hebben. In afwachting van ‘hogere inzichten’ houd ik me voorlopig maar aan de vanzelfsprekendheid dat begeerte ons doet uitdijen, terwijl afzien ons doet krimpen,
Eerder bedacht ik dat de consequentie van bovenstaande leidt tot een ‘oneliner’ als: ‘en zo leiden wensen ogenblikkelijk tot de vervulling van wensen, zij het op een wijze die niet begrepen wordt, als niet de kunst van het omdraaien wordt vervolmaakt’. Omdat ik terugschrik voor magische humdrum voeg ik hier aan toe dat wensloosheid, of tenminste de erkenning dat wij slechts uitvoerders zijn van de wensen van een absoluut onbekende kern, mijn aannames wat minder gestoord doen lijken. Hoewel, als ik die kern hier of daar mijn hoger bewustzijn noem doet dat toch weer een stevig beroep op onbewezen feiten. Aannames! Zoals gezegd: ‘Eerst geloven dan zien!’
Alvorens ik me, vanwege de verschijning van de Magiër, waag aan een beschrijving van luilekkerland dat spoedig op mij neer zal dalen wil ik me een beeld vormen van vernauwing (concentratie) die verruiming is. Het beeld van mezelf dat ik krijg als ik er de waarnemer van word is in de regel niet veel soeps.
Ik zie mijzelf als het resultaat van eindeloze verdringingen en compromissen. Begeerte, angst, moed, lust, lafheid en nog wat van dit soort aandoeningen hebben zich vermengd tot een hutspot waar nauwelijks uit wijs te worden is.
Wat is belangrijk op te merken en wat niet? In de overstelpende hoeveelheid informatie die het heelal (mijn innerlijk) vertegenwoordigt zal, zeker voor de beginnende Magiër, selectie onontkoombaar blijken. Reductie die vernauwing is! In tijdloosheid versmelten implosie en explosie tot een gebeurtenis.