Om de prioriteiten op de juiste plek te krijgen zal het organisme dat ik ben zich in de eerste plaats met informatie moeten verbinden die van belang is voor overleving ofwel voortgaande incarnatie. Een geoloog vindt het moeilijk, zo niet onmogelijk, een vulkanische uitbarsting die nog moet komen te dateren. In de vereniging echter met de onbekende innerlijke kern verdwijnen tijd en ruimte en reageren we alsof die uitbarsting een gegeven is waar nu op gereageerd moet worden. De verlichte mens is voor mij iemand die onder meer altijd daar is waar hij de rampen kan bekijken maar er niet echt door wordt getroffen, tenzij hij (zij) getroffen wenst te worden.
In Wikipedia lees ik:
‘Instincten zijn 'overlevingsmaatregelen' die onbewust ingegeven worden, aan de hand van eerdere ervaringen. Het is een automatisme die bij dieren het doen en laten bepaalt, maar is ook bij mensen een natuurlijk reactievermogen. Taal is ter communicatie, en weerhoudt mensen er vaak van hun intuïtieve ingevingen gewaar te worden, en als drijfveer te hanteren. Hierdoor handelen mensen veelal niet instinctief’’.
En komen dus ook om wanneer de uitbarsting plaats vindt.
Het zelfbeeld is voor een heel groot gedeelte gebaseerd op taal. Ik ging er al van uit dat ik daarmee in de tweebenige getallen niet ver kom. Instinct en intuïtie zullen het gat dat taal achterlaat moeten dichten. Maar hoe krijg ik dat voor elkaar?
Ophouden met denken lijkt de oplossing te zijn, maar alweer ‘hoe doe ik dat’?
Wanneer de kunst van zelfwaarneming geperfectioneerd wordt ontstaat er een bewustzijnstoestand die over het algemeen ‘schouwen’ wordt genoemd.
De betekenis van het woord ‘schouwen’, is ‘in de geest waarnemen’.
Als iets niet goed voelt betekent dat niet automatisch dat iets niet goed is; hoeft zelfs niet het resultaat te zijn van actueel voelen. Heftige ervaringen in het verleden die geleid hebben tot verdringing hebben een filter aangebracht waardoor toegang tot het gevoelsgebied behoorlijk wordt geproblematiseerd. De hiaten die ontstaan worden opgevuld door het mentale hetgeen in de waterige omgeving van Elf op zich tot botsingen leidt. Mentaliteit hoort bij het element lucht en veel lucht in water leidt tot stevige groei. Dat lijkt heel prettig maar wanneer we het over verwrongen inhouden hebben dan zien we die groei toch liever elders plaats vinden.
Het is geen toeval dat de moeilijke relatie tussen voelen en denken hier in Elf aandacht opeist.
Zon en Maan, of Venus en Mars hebben hun plaats gevonden in het grote uurwerk, want het sprookje van de individuatie kan geen doorgang wanneer we het (ogenschijnlijke) conflict tussen rationaliteit en irrationaliteit niet op een of andere manier oplossen
Sprookjes worden geacht irrationele verhaaltjes te zijn, en dit hoofdstuk gaat over sprookjes.
De Tarot gaat niet over de begrensde begrippen waarmee wij onze staat proberen te duiden en waar het begin onze geboorte is en het einde de dood.
De Tarot maakt geen onderscheid tussen werkelijkheid en fantasie. Als ik het handig vind om de hypothese van wedergeboorte en karma te accepteren dan weet ik niet meer wat mijn begin en mijn einde zijn en blijken er vragen te ontstaan die voorheen irrelevant waren.
De experimentele indeling die ik in verband met de 4 elementen in Hoofdstuk 10 maakte laten 4 tijdperken zien die elkaar in historische zin opvolgden, maar die binnen mijzelf als geologische lagen opgestapeld liggen. En ook dat is niet helemaal juist. Op grond van modern vooruitgangsgeloof kunnen we aannemen dat die oudste lagen zo diep zijn weggedrukt dat we er eigenlijk niets meer mee te maken willen hebben.
In Zeven associeerde ik onze automobielcultuur met uiterst primitieve omstandigheden waar de zwaarstgebouwde, de meest gespierde het voor het zeggen had. De behoefte aan grote auto’s zou best eens de projectie van een overlevingsmechanisme kunnen zijn dat miljoenen jaren geleden is ontstaan. De individualisering van het vervoer toont in ieder geval dat deze misschien niet de doeltreffendste manier is om de positieve potenties van individualiteit te meten.
Of ze zich nu boven of onderin de tijdstapel bevinden; geen van de vier tijdperken van de ontwikkeling van menselijk bewustzijn hebben aan kracht ingeboet. De vereniging van die potenties vergt erkenning van de betekenis van de 4 tijdperken (niveaus), die 4 elementen, die niet gestapeld mogen blijven, maar dooreengeroerd willen worden; net zolang tot ze elkaars essentie hebben overgenomen en gedeeld zoals dat in nette samenlevingen gewenst wordt. Alle vier spreken een taal van zich zelf; maar waarover gesproken wordt blijft hetzelfde. De oplossing van individuele- of collectieve problemen binnen elke afzonderlijke tijdlaag kan wellicht slechts tot stand komen wanneer we zien wat ze gemeen hebben, en wat niet. Daar waar geen overeenkomst te vinden is wordt de zoektocht het interessantst; en gewoonlijk ook het noodzakelijkst.
Dat wat bewustzijn genoemd wordt is het puntje van een ijsberg. Daaronder en daarboven bevindt zich een enorm gevaarte aan onbewuste, voor een deel verdrongen- en gesublimeerde inhouden. Ik kijk naar de beweging van het topje dat boven het water uitsteekt, maar ik zie niet dat deze beweging in feite gecontroleerd wordt door die onbekende massa. De autonomie die de burger wordt toegedicht kan opgevat worden als een truc om van collectieve- privé verantwoordelijkheden te maken; en zo toch weer dat onuitroeibare ‘recht van de sterkste, te laten voortbestaan. Daar zie ik geen kracht maar macht!
Onze ervaring met het leven in gemeenschappen is veel ouder en omvattender dan de individuele ervaring. Of individualiteit beter is dan gemeenschappelijkheid is misschien niet zo een vruchtbare vraag, en zeker niet voor hen die proberen de ervaring van EENHEID dichter bij te brengen.
Het nieuwe begin wordt over het algemeen met 13, de Dood, in verband gebracht. Daar waar ik in alle getallen opstapelingen zie van louter ENEN echter heeft elk moment, elke gebeurtenis, en ook elke gedachte een einde en een begin. Bovendien worden in de getallenreeks van 10 tot en met 19 de associatieketens die ik binnen deze reeks zoek te maken altijd geopend met een EEN.
Na de overgang in 10 zie ik hier een eerste begin. Als ik zoiets maar vaak genoeg zeg dringt de banaliteit van dit soort opmerkingen tot me door; maar dat is slechts de schaduw van 10 die hier nog over de 11 hangt. Het vermogen om alles als nieuw te ervaren, onbesmet door voorgaande ervaring, is zeker niet banaal. EEN kijkt in ELF naar EEN, en EEN is uniek, de enige in zijn soort; iets van onvergelijkelijke kwaliteit. Het is aardig te bedenken dat de Tarot de onvergelijkbaarheid van unieke identiteiten aan mij voorlegt in een symbolistisch systeem dat het nu juist van vergelijkingen moet hebben. Want waarom zou er na de EEN een TWEE, een DRIE enz. moeten volgen als alles al besloten ligt in de eenheid van EEN?
Aldus; eerder verbond ik 11 met de mythische sfeer, en ook met het (spiegelend) water element. Voor een productieve verwerking van de vreemdsoortige informatie die mythen, sprookjes en parabels bieden is de beschikking over een goede intuitie een voorwaarde. Nog onder het intuïtieve echter liggen de instincten.
Instinct is een door duizenden jaren gevormde intelligentie die zich als het ware heeft opgestapeld in het lichaam en haar reflexen, terwijl intuitie meer een innerlijke functie is die met geest en emotie is verbonden. Omdat ze in de vaart van het bestaan niet altijd uit elkaar zijn te houden behandel ik ze, ook al zouden hier bezwaren tegen in te brengen zijn, als een eenheid.
We weten dat de reis naar het onbewuste vergeleken kan worden met een expeditie naar de grens van wat wij ons nog kunnen voorstellen. Dat de Magier zich aan het begin van zo een riskante onderneming allereerst concentreert op zijn reflexen wijkt vermoedelijk niet ver af van de opleidingsprogramma’s voor ruimtevaarders.
Instincten, net als gevoel, laten zich slecht beredeneren Toch is het gevoel dat ons in beweging zet. De onmiddellijkheid van gevoel en de traagheid van het lineaire denken maken ons afhankelijk van gevoel in alle noodsituaties die onze integriteit bedreigen. Maar niet alleen noodsituaties; in werkelijkheid zijn de dagelijkse beslissingen, voor zover deze niet zijn gestandaardiseerd en geautomatiseerd, al ingewikkeld genoeg; en zij die denken dat ze rationeel bezig zijn mogen zich wat mij betreft afvragen waar ze dat idee vandaan halen.
Het probleem met de ratio is dat het de holistische dimensie ontbeert. In zijn lineariteit sluit het meer uit dan in, en geeft in die zin eerder een beeld van de onderzoeker dan van het onderzochte. Vatten we lineariteit echter op als een vorm van concentratie dan hebben ook deze exercities een plaats in de ontwikkeling van de mentale vermogens. Tenslotte kan die vergrote concentratie ingezet worden om gevoel, instinct of intuïtie in focus te krijgen waarbij niet onderdrukking maar bevrijding de hoofdrol speelt.
Tegen de achtergrond van een op dominantie gestoelde samenleving klinkt voorgaande eenvoudiger dan het is.
Het ligt aan de kracht van de Magier, wiens nazaat ‘zuivere rede’ wordt genoemd, of hij de identificatie met het gevoel - en preoccupatie met zijn persoonlijke ratio - durft te herkennen. Gezien de spanning tussen het rechte mannelijke en het ronde vrouwelijke is dat geen uitgemaakte zaak.
De voorstelling op de kaart toont een leeuw die met zachte (vrouwelijke) hand wordt getemd. Het is de Hogepriesteres die weet hoe de hysterie, hoe de baarmoeder werkt. Natuurlijk wordt hysterie met het vrouwelijke geassocieerd, maar daar waar vruchtbaarheid of scheppingskracht gemanifesteerd wordt moeten we toch telkens hysterie (noem het maar chaos) als voedingsbodem in aanmerking nemen.
Het is deze innerlijke oergrond in elk afzonderlijk individu die betrokken moet worden in het onderzoek naar het zelf. Deze primitieve laag is bevolkt met wilde, verscheurende creaturen en rariteiten; denk maar aan draken, harpijen, vampieren, griffioenen, saters, eenhoorns en dergelijke. Wie vrij meent te zijn van dit soort inhouden kan bedenken dat eigen roofzucht, eigen territoriale claims, wellust, agressie, dominantie enz. zich heel wel laten vergelijken met de realiteiten van de natuur.
Niet ik ben gewelddadig maar het roofdier.
Juist bij het lezen van sprookjes, fabels, legenden of mythen moeten alle opgeroepen kwalificaties verinnerlijkt worden. Ik ben de ridder met het zwaard. Ik ben de hond met ogen zo groot als schotels. Ik ben de wolf. Ik ben de zeven geitjes. Ik ben de rattenvanger van Hamelen. Ik ben het jongetje dat het griezelen wil leren. Of ik ben de Maan, de Godin, ik ben de harmonieën van de kosmos, ik ben de vrucht van Chaos en Profeet!.
Omdat we onze natuurlijkheid ontkennen is het er niet makkelijker op geworden de verbinding met de soms wel heel rauwe scheppingskrachten te leggen. Maar met een beetje onverschrokkenheid en inlevingsvermogen komen al deze gigantica als lammetjes uit hun holen en spelonken en zijn dan meestal wel bereid hun geheimen met ons te delen. In die zin zien we dat kracht iets heel anders is dan macht. Het doet een beetje aan telekinese denken. De krachten die het voorwerp bewegen komen vanuit de geest, en de geest (niet het brein) is onvermoeibaar, oneindig en vrij van vrees of blaam. Deze innerlijke verbinding gaat over de uitoefening van een kracht die als pure lust wordt ervaren. We zien ze echt vliegen. Topsporters kunnen daar over meepraten als ze die geheimzinnige conditie bereiken die ‘in vorm zijn’ wordt genoemd.
Gaat de sjamaan op reis om deze entiteiten te ontmoeten en ze tot hand en span diensten te bewegen; in de mythische ruimte wordt deze reis een verhaal, zoals de wijze oude vrouw die doorgeeft aan kinderen waar ouders vaak geen tijd meer voor hebben. In de spiegel zie ik Joachim met baard en rechte borst, maar daarachter ben ik die oude vrouw en mijn behoefte verhalen te vertellen verbinden mij met de kracht en de lust van Moeder de Gans zelf.
Iedereen die de trek van ganzen wel eens heeft aangehoord kan dus nu weten dat ik inderdaad net zo babbelziek ben als de lezer dat wellicht uit mijn schrijverij heeft afgeleid. Symboliek wordt geacht ingewikkeld te zijn; ik denk dat dat wel meevalt. Gewoon doorgaan waar je gewend was te stoppen! Of we nu wel of niet handig zijn in het associëren op wat dan ook; het is goed te bedenken dat we allemaal mede worden aangestuurd door de verhalen die ons vanuit een ver verleden aangeboden blijven worden.
Wie de kreten eeo, eaa, eeo van de archaische danser hoort beseft dat deze net als stampdansen, drum of ratel middelen zijn om roes of hypnose op te wekken waarin contact gemaakt wordt met wat een scepticus een grotere fantasiewereld zou noemen. Ik zou het liever een resonantieruimte noemen. Experimenteren met het maken van ongewone geluiden die leiden tot de ontdekking en beheersing van boventoon en ondertoon; er komt geen eind aan de eens zelfbedachte technieken om het gewone bewustzijn op stelten te zetten. Kleine kinderen maken daar - als ze gezond zijn - constant gebruik van.
Sinds die eoo’s en eaa’s uit het stenen tijdperk zien we gearticuleerde woorden de functie van zintuiglijke betovering innemen. De rondedans wordt een rij van woorden. Het goddelijke zelf wordt bespreekbaar.
De relatie van de vrouw met de leeuw doet denken aan de vereenzelviging met een dier die vervolgens een spirituele gids wordt voor de sjamaan. De interpretatie van symboliek gaat bij de Indianen veelal via diergestalten zoals vlinder, otter, kikker, beer enz. Tarotkaarten worden hier medicijnkaarten genoemd.
In de astrologie wordt de leeuw een symbool voor het leren omgaan met angst.
Het is verleidelijk hier te zeggen dat Tarot correspondeert met een mythisch bewustzijn, terwijl medicijnkaarten samenvallen met een sjamanistisch bewustzijn. Daar mag iets inzitten; toch moet ik blijven bedenken dat sjamanisme op zich het sluitstuk was van een heel grote animistische periode. Dat ik de sjamaan als representant van deze periode wens te zien is een noodgreep die volgt uit de onbekendheid met die periode; dezelfde onbekendheid die ik ook aantrof in de 0 van 10, een groot ongedifferentieerd onbewuste. Waar de sjamaan een verhaal is geworden is hij nog slechts deelnemer aan het grote mythische complex waarmee wij door overlevering vertrouwd zijn.
Water van 11 en Aarde van 10 kunnen vrucht dragen wanneer ze zich met elkaar vermengen. We praten dan over de vermenging van de ideeën met hun oorsprong, waarbij we bedenken dat moeder aarde de oorsprong is van alle materiele werkelijkheid en de ideeën die ze representeert. Zij die menen dat alles uit water voortkomt kunnen, water is tenslotte een spiegel, zichzelf bedienen door de volgorde om te draaien en de kaarten van achteren naar voren te bestuderen.
Dat klinkt frivool, maar je zal ze de kost moeten geven die deze keuze maakten. In de cijferreeks die 11 is, is volgorde volkomen irrelevant. De nooit beantwoorde vraag over kip en ei, en wie de eerste was illustreert een dilemma waarin de theorie van oorzaak en gevolg zich bevindt. Eerder heb ik naar de idee van synchroniciteit gekeken als een mogelijke oplossing van dit dilemma. Ook in het beeld van een god die de mens schept terwijl de mens zijn god schept heb ik geprobeerd de angel uit deze dualiteit te halen. Taal kent hier geen antwoorden. Hoe het gemanifesteerde en het niet gemanifesteerde zich precies ten opzichte van elkaar verhouden is precies dezelfde vraag die gesteld kan worden ten aanzien van het vrouwelijke en het mannelijke, dood- en levensbewustzijn, entropie en negentropie, en zo voort.
Die verhouding, denk ik, komt pas tot stand in de afdaling door alle lagen van bewust- en onbewustzijn heen. Definitie van aarde zonder een beeld te hebben van water, lucht en vuur is onmogelijk!
In de mythische dimensie zien we dat helden nogal eens een dierlijke afkomst hebben, waarmee zintuiglijkheid als de basis van ontwikkeling wordt beschouwd. De Heilige Geest in de vorm van een duif die de maagd overschaduwt waarna ze zwanger is en een verlosser baart. De westerse lezer zal direct denken dat ik het over Jezus heb. Maar Jezus staat wat zijn afkomst betreft in een lange mythische traditie. Helden, verwekt of opgevoed door dierfiguren, zijn zo talrijk dat deze relatie op zichzelf al een hoofdstuk over nummer Elf kan vullen. Dat de ervaring van de mens als dier tussen dieren de basis heeft gelegd voor de mythische ontwikkeling staat voor mij als een paal boven water.
Wikipedia zegt: Een mythe wordt meestal gezien als een wijze les in verhaalvorm, die een diepe betekenis heeft voor prehistorische of ongeletterde culturen, die de wijsheid van hun voorouders bewaren door middel van een mondelinge traditie met behulp van vaardige vertellers.
Natuurlijke wijsheid, het verhaal, en mondelinge traditie zijn de sleutelbegrippen.
Het verhaal gaat over de schepping en onze rol daarin, en de wijsheid zit hem erin dat het een verhaal is dat niet vastgelegd mag worden, dat zich moet blijven ontwikkelen. De ontwikkeling van taal begon met de ontwikkeling van spraak. Vaardige vertellers komen steeds weer met intuïtieve variaties die de aansluiting op een steeds veranderende mentale conditie zo naadloos mogelijk houden. Het inzicht dat het verhaal niet alleen de buitenwereld maar ook de binnenwereld beschrijft komt overeen met het inzicht dat het kennen van de mens een facet is van het kennen van zijn natuur. Het gaat om weggeprojecteerde inhouden die herkend moeten worden om ze terug te kunnen halen.
In zoverre Elf een herhaling van ENEN is, is de herhaling in het vertellen of zingen van een verhaal een waarborg die maakt dat de verteller zich deze verhalen ook werkelijk eigen maakt, zodat ze zich in de roes van de vertelling op steeds dieper niveau kunnen vermengen met de aanwezige instincten die we aan ons verblijf in de wildernis hebben overgehouden. Evolutie kan wat mij betreft gezien worden als een permanente staat van een soort retrograde transcendentie. Mythisch bewustzijn gaat over een ongebonden staat waar alles stroomt, alles in beweging is en alles terug moet vloeien in de grote oceanische baarmoeder.
Ik besef dat ik grote woorden gebruik. Evolutie, transcendentie, mythisch bewustzijn; wat moet een mens zich wel niet verbeelden om met dit soort bovenmaatse beelden te pronken.
Verbeelding is inderdaad een belangrijke sleutel tot de innerlijke verwerking van 11. Wat tot nu toe losse gedachten waren wordt nu een consequente toepassing van het zo boven zo beneden-, maar liever nog het zo binnen zo buiten principe. Identificatie met een levend wezen kan nog ervaren worden als de samenkomst van verschillende staten van bewustzijn. Maar neem nou een tafel. Wat is het bewustzijn van een tafel?
De tafel waaraan ik mijn werk verricht kan mij pas volledig van dienst zijn wanneer ik die tafel als een even geheimzinnig en magisch wezen accepteer als ik doe met de sphinx waarvan een proeflezer inmiddels aangaf dat ik die veel te summier heb behandeld in Hoofdstuk 10.
Mijn tafel is meer dan 200 jaar oud en maakte eens deel uit van een eikenboom die de tijdsappen van vervlogen decennia in zich opgezogen heeft. Het heeft zich gevoed op de resten van talloze generaties plant-, dier- en mineraalleven. Mijn tafel is een ingang tot honderden miljoenen jaren van kiemen, leven en sterven. Verliefden krasten hun namen in de bast en eerste kusjes werden er gewisseld in weldadige luwte en bescherming. In zijn inwendige voedt en koestert het talloze levensvormen waarvan ik voor een groot deel het bestaan nog maar amper kan vermoeden. Peinzen over mijn tafel (het altaar) verbindt mij met een voorwerp van verering zoals die in duizenden jaren van menselijke bewustzijnsontwikkeling heeft vorm gekregen. Hout is een van de 5 elementen in de oosterse geesteswetenschappen.
Het is deze open houding naar de zogenaamde dode vormen toe die me ervan bewust maakt dat hetgeen in mij als dood wordt voorgespiegeld misschien toch levendiger is dan wordt aangenomen.
Het is deze benadering die relatie mogelijk maakt met het zogenaamde levenloze; een opvatting die rekening houdt met de omstandigheid dat alles wat bestaat uit dezelfde energie (bewustzijn?) voortkomt als ikzelf. Mijn filosofische vriend noemt alle fenomenen belichaamd bewustzijn waarmee hij de filosofie niet alleen verbindt met oeroude animistische zienswijzen, maar waarmee hij ook de kloof tussen wetenschappelijk- en occult denken lijkt te dempen.
Zelfkennis is een veel grootser concept dan wel wordt aangenomen. Heel wat van mijn tijdgenoten denken zichzelf wel te kennen en zullen de veronderstelling dat hun tafel, of zelfs de afstandsbediening voor het communicatiepaneel, een ontbrekend stukje kan zijn in het ervaren van een steeds uitgebreider en complexer IK.
In sprookjes of in dromen is het dagelijkse praktijk dat speelgoedbeertjes tot leven komen, stenen beginnen te spreken, of dat broodjes in de oven een beroep doen op mijn verantwoordelijkheidsgevoel. Bij ons volwassenen wordt het grotere IK-veld aangesproken op momenten dat de auto niet wil starten en je een smeekbede richt aan die ‘dooie’ klomp metaal onder de motorkap.
De betekenis van begrippen als transcendentie of mythisch bewustzijn kunnen daarom beter niet gezocht worden in doortimmerde abstracte theorieën maar in een toenemend vermogen gevoel te ontwikkelen voor letterlijk ‘alles’; zoal de EEN in ELF de EEN voor zich heeft, en niets anders dan de EEN. EEN staat voor dat verticale bewustzijn dat verbinding heeft met de bron waar alles uit voortkomt. ‘Het IK te ervaren in letterlijk alles’, kan ook beschreven worden als de ervaring van een universum dat in alle aspecten en details intelligent is, onderdeel van een verhaal dat ik wil leren kennen omdat het het verhaal is van mijn relatie met dat grotere bewustzijn.
Openstelling voor dit grotere verhaal is een weg om dood en leven te zien als een schimmenspel waarvan de speler weet dat voorwerp en schim een onverbrekelijke eenheid vormen en dat de pop niets kan zonder de hand die haar tot leven wekt.
Bewustzijn moet stromen; die stroom te temmen is gevaarlijk en kan beter niet geprobeerd worden. Tranen die niet geplengd worden geven maar hoofdpijn.
Zij die mij tot hier hebben gevolgd zullen zo langzamerhand delen in een vermoeden dat de mythische ruimte resoneert op die van de animistische-. Het gaat hier niet uitsluitend om de fenomenen maar om de oneindigheid aan betekenissen die wij aan hun bestaan en aan hun werking verlenen. Mythe is een duiding van een werkelijkheid die de betekenis van louter woorden te boven gaat. In mythe worden woorden begrepen binnen hun context. Het verhaal is hier nog steeds holistisch, een cadans, een lied, een roes - waarin de gemeenschappelijke bron ervaren kan worden.
De spiegelaardigheid van de mythische sfeer is een waterkwaliteit; water dat niet alleen onze boom tot leven brengt maar ook de bestaande orde omdraait zodat wij ons daar tot nu toe ongedachte gedachten over kunnen vormen.
De TAROT: Kracht - Kracht
- Details
- Hits: 23944