HOOFDSTUK TIEN
Boeddhisme van de kleine weg: Ontsnapping aan de weg des levens |
|
Vervolg van vallen in getallenoofdstuk 9, De Kluizenaar
Bereikten we in Negen onder ideale omstandigheden, hoog in de bergen, ver van de stad een staat van ongewone luciditeit; in Tien draait het Rad richting dal en mogen we proberen de innerlijke stilte en onbeweeglijkheid te handhaven in het gekkenhuis van leven en overleven.
Het lijkt wel of ik in Tien alles wat ik geleerd heb opnieuw moet leren. Steeds dezelfde les onder steeds wisselende omstandigheden.
In 10 krijg ik het gevoel dat ik om de kern heen blijf draaien; ook al weet ik nu van het vierkant en hoe ik dat mystieke hart van mijn zijn en van mijn ervaring kan bereiken.
Groen is de kleur van het hart, en ‘groene taal’ is een aanduiding voor de geheimen (de symboliek) die zich in taal schuil houden. Het hart heeft een taal van zichzelf die niet eenvoudig omgezet kan worden in de taal die ik hier gebruik.
Ik kan ook zeggen dat er geen aanraking is tussen binnen- en buitenkant, waaruit volgt dat het in Tien niet gaat om een taal van woorden maar van aanraken, en om de aandoeningen die daarbij optreden.
Eenzaamheid kan hier gedefinieerd worden als een armoede in aanraking, een afnemend vermogen om nog geraakt te worden. Vanuit de idee dat een deeltje gedefinieerd wordt door de relaties (aanrakingen) die bestaan met de omgeving, een mistroostige situatie.
Of misschien moet ik zeggen: 10 is het inzicht dat ik zo met de wereld bezig was dat ik mezelf vergat. Gebrek aan aanraking vertaalt zich dan in gebrek aan bewustzijn van het zelf (DE ZIEL).
Stel ik mij een wereld voor zonder de uitvinding van het Wiel, dan ben ik in één ruk terug in het prehistorische tijdperk waar ‘the survival of the fittest’ de dienst uitmaakt. En dat is waar nu ook de moderne Magiër voor staat wanneer hij in Negen de Top van zijn scheppingskracht heeft bereikt. Hij kijkt uit over een wereld waar de aanpassingen en vervreemding, gemeten aan welk ideaal dan ook, toch niet veel meer hebben opgeleverd dan een jungle. Hij moet hier zelfs inzien dat zijn eigen bijdragen aan de hoogstandjes van de hedendaagse cultuur de eenzaamheid en vervreemding hebben vergroot. Met het aanzetten van tv of productierobot zetten we volgens menig waarnemer onszelf af. Waarom zou je nog leren rekenen als je voor een paar Euro’s een rekenmachientje kunt kopen? Ik voel wel voor de stelling dat in het vullen van de wereld we onszelf ledigen.
Op het moment dat ik me de ruimte en stilte gun om de dingen te zien zoals ze zijn en me ontdoe van alle schijn en indoctrinatie dan zie ik dat ik nog steeds in een stenen tijdperk leef, met versteende ideologieen of vooroordelen, met versteende machtsverhoudingen en wetten, en met teveel beton en asfalt. Geen wonder dat er velen onder ons zijn die niet ongaarne ‘stoned’ door het leven gaan. Geen wonder ook dat overheden niet goed weten hoe ze met dat ‘stoned’ volkje om moeten gaan. We weten niet goed wat we aanmoeten met die in wezen archaïsche, ronde roes. De reflex die plat te willen slaan blijkt onweerstaanbaar, maar dat geldt wel voor meer ronde vormen; als ik de cijfers over huishoudelijk geweld mag geloven.
Tien zegt iets over de relatie tussen insider en outsider. Door de macht aan iets buiten onszelf te hebben gegeven, hebben we de outsider opgezadeld met iets dat we nu juist niet van een outsider willen aannemen.
Innerlijke autoriteit en de integriteit daarvan staan in Tien op het spel.
Groen is ook de kleur van de leugen, en zoverre de EEN een illusionist is. De vraag wat me beweegt mag dan stuiten op allerlei rationalisaties en uitvluchten; bewustwording van de kleur van mijn hart en de verschillende expressies daarvan moeten mij informeren over de staat van mijn eigen integriteit.
Mochten we in Negen nog soelaas vinden in het bereiken van toppen of het nemen van afstand; in Tien ontvangen we de inspiratie van een heel nieuw begin, of een heel oud begin; dat is maar net hoe we er naar kijken. Zo een nieuw begin kan van alles zijn. Een nieuwe partner, een nieuwe baan en als we mazzel hebben; een nieuw inzicht in het eigen functioneren.
Satprem citeert Aurobindo als volgt: ‘De hemelen ginds zijn groots en wonderbaarlijk, maar grootser nog en wonderbaarlijker zijn de hemelen in U’.
Afgezet tegen het hermetische principe van het ‘zo boven zo beneden’ lijkt dat ‘grootser’ een esoterische overdrijving. Ook in de zogenaamde Welingelichte Kringen van het Grote Licht moet er kennelijk strijd geleverd blijven worden tegen hoogmoed die voor de val komt. Het is juist de overtreffende trap die zich zo weinig gelegen laat liggen aan de menselijke maat. Woorden op te zetten tegen woorden, ideeën tegen ideeën heeft een onrust gecreëerd waarin de stem van het hart nog moeilijker te verstaan is.
Vanuit de noodzaak een uniek eigen positie te vinden in Negen kom ik nu in Tien de vraag tegen, waarom toch steeds maar weer opnieuw dat zelfde Wiel uit te vinden.
Van alle mogelijke antwoorden ben ik steeds meer gaan voelen voor de aanname dat ook al zijn de archetypen nog zo vaak geïnterpreteerd, en meestal beter dan ik het ooit zou kunnen, de persoonlijke verbinding met de archetypen niet gemaakt kan worden zonder ze te bezien door het filter van de eigen invalshoek; vooral ook omdat daar geen alternatief voor bestaat. Zelfs wanneer we allemaal dezelfde leermeester zouden hebben gehad, zou ieder van ons het geleerde toch net weer even anders interpreteren.
Hoe ook, alle uren die ik in ‘Vallen in Getallen’ heb gestoken leken gerechtvaardigd door de niet aflatende intuïtie dat voortdurende veranderingen in tijdgeest en taal de noodzaak creëren de oude archetypen steeds weer opnieuw op te poetsen.
Niettemin blijft de twijfel knagen want dat wat ik Geest, energie of het voortbrengend principe noem verandert toch niet? Energie blijft energie, zoals we geen jod kunnen veranderen aan jod. Dat heb ik aangenomen; maar is dat ook zo? Kloppen de wereldbeelden die we ons hebben gevormd?
Stel je nu eens voor dat ook de archetypen zelf deel uitmaken van het veranderingsproces dat zich in de wereld der manifestaties lijkt te voltrekken. Deze gedachte vloeide regelrecht voort uit het beeld dat God mensen schept terwijl mensen hun God scheppen.
De betekenis hiervan herkennen we in de invloed die ideeën die we aangenomen hebben op ons hebben.
Als ik aanneem dat God, net als bijvoorbeeld een Wiel, een constructie is moet ik accepteren dat ook de Archetypen menselijke maaksels zijn, en wat door mensen gemaakt wordt, kan door mensen veranderd worden. Eens was God een man, toen was het een vrouw en misschien zijn we nu op weg naar iets tweeslachtigs.
Hoe moeilijk kan ik het mezelf maken?
Zou na langdurige training in Transcendente Meditatie de zwaartekracht mij optillen in plaats van neerdrukken; heb ik dan niet het bewijs geleverd dat er geen onveranderlijke waarden bestaan? Is de kern van wat wij ons voorstellen bij het begrip ‘magie’ of ‘transcendente ervaring’ nu juist niet de aanname dat de natuurwetten alleen maar bestaan binnen een bepaalde staat van bewustzijn? Dat een bepaalde vorm van bewustzijn de meest gedeelde is zegt niets over het al of niet bestaan van geheel andere vormen van bewustzijn.
Ik zie de 1 als een aanwijsstokje ofwel als de richting waarin mijn aandacht gaat. Aandacht is een minder ijle vorm van aanraking dan ik dacht, en aanraking in Hoofdstuk Tien staat voor de keuze aandacht buiten, dan wel binnen de cirkel te richten.
In het aandachtig aanraken van mijn werkelijkheid zie ik een rijke bron van verbinding met iets waarvan ik soms al aangenomen had dat het niet bestond.
In de fysica laten kernen zich openen tot nieuwe werelden van deeltjes en subdeeltjes, en de vraag is, denkende aan het gedrag van fractalen, of daar ooit een einde aan komt.
De vraag wat de oorsprong is van de oorsprong wordt ook hier in Tien niet opgelost. Wie echter voldoening vindt in het stellen van vragen, zit hier niet mee. Toenemende aandacht voor dit soort vragen brengt mij in aanraking met X, ofwel met het mysterie.
Tien glimlacht misschien wel om mijn parmantige pogingen via denken en taal een beeld te krijgen van hoe het heelal, energetisch dan wel materieel, nu eigenlijk in elkaar steekt.
In Tien staat de Magiër voor zijn oorsprong, en mag hij de dubbelzinnigheid van eigen scheppingen vergelijken met zijn positivistische en rechtlijnige uitgangspunten. Waren die eigen creaties wel zo geweldig of had ik ze beter ongeschapen kunnen laten?
Zolang ik die vergelijking niet kan maken en, al is het nog zo primitief, onder woorden kan brengen voel ik mij als auteur van Vallen in Getallen zeer onbevredigd. Misschien word ik beheerst door een bijna lachwekkende en naïeve ambitie, maar acht die in mijn huidige nabijheid van 0 (de Dwaas) geheel acceptabel.
Om te weten dat Repelsteeltje Repelsteeltje heet moet ik het sprookje lezen. En dat is wat ik in Tien wil doen; maar niet alleen in Tien.
Vanaf nu worden de getallen met twee cijfers geschreven.
Na die hoogste Top van Negen genomen te hebben weet ik nog niks. Ik gaf misschien, heel misschien, hier en daar een vooroordeel op maar moet toegeven dat daar geen steekhoudende alternatieven voor in de plaats zijn gekomen.
Een oprechte Magiër (1), en die kom je niet iedere dag tegen, weet dat zijn weten niets (0) voorstelt, hetgeen een doorbraak genoemd mag worden.
Maar wat een slag voor alle geleerdheid over God, mens en wereld!
Alle opgebouwde waan die we weten noemen liet zich zo mooi vertalen in, niet alleen de uitvinding van het Wiel, maar in die hele stralende cultuur die we dan toch maar hebben opgebouwd. En stralen doet die. Kijk maar naar de toename van ziektes die hun bron vinden in straling, en het zich immer uitbreidende kankerbestand.
In de overgang van eenbenige- naar tweebenige getallen gebeurt er iets met het bewustzijn. Niet kennis, maar het gevoel (het hart) komt centraal te staan in onze waarneming. We verlaten de heerschappij van de Magiër en onderwerpen ons aan die van de Hogepriesteres. Zoals de Godin ooit werd verdrongen door de God, zo zien we in Tien het omgekeerde gebeuren. Zonnebewustzijn of logos wordt vervangen door Maanbewustzijn of mythos.
We kunnen ons wel veroveraars wanen; ook veroveraars dienen gevoed te worden, en daarvoor wenden we ons tot de grote voedster, de Godin die zich niet alleen laat representeren door de Maan, maar zich in Drie ook laat aanspreken met de titel: Moedertje Natuur.
De vraag in welke mate we gevoed werden door een zich steeds uitbreidende kennis en de daaruit voortvloeiende greep op de wereld wordt niet door het weten beantwoord maar door het gevoel. Zijn wij gelukkiger of gezonder geworden sinds die eerste technologische triomf, de uitvinding van het Wiel?
De (glazen) bol die de Nul is zou een sferische, holistische spiegel kunnen zijn die niet alleen mijn huidige staat van bewustzijn reflecteert maar die van alle staten van bewustzijn die ik alle andere ikken toeken, nu en in alle voorgaande stadia van menselijke wording. Dat is veel; teveel voor mijn beperkte denkraam.
Gezien de aard van de Magiër, gebonden als hij is aan zijn vierkante tafel, kan die hoeveelheid in brokjes worden verdeeld.
In het Wiel experimenteer ik met de vier elementen alsof het vier cycli zijn.
Dat zou het volgende kunnen opleveren:
1 Aarde of Vuur! Een tijdperk van Animisme c.q. Sjamanisme.
2 Water! Een tijdperk van Mythische denken.
3 Lucht! Een tijdperk van Godsdienst.
4 Vuur of Aarde! Een tijdperk van Wetenschap c.q. Transcendentie.
Net als bij de vier elementen projecteren deze tijdperken of staten van bewustzijn zich in elkaar; ze overlappen aan alle kanten.
Wie dit soort schema’s wil gebruiken doet er verstandig aan eigen keuzes te maken en zich daar zo goed en zo kwaad als mogelijk aan te houden. Je kunt je schema’s veranderen maar doe dat niet zonder goede reden(en). Om de Eenheid te bereiken moeten afzonderlijke deeltjes in het oneindige web van relaties zo goed mogelijk geïdentificeerd worden waarbij positie en richting belangrijke waarden zijn.
Je kunt je buurman helpen, simpelweg om dat die hulp nodig heeft, of je kunt hem helpen om zelf een beter plaatsje in een of ander gedachte hemel te verwerven. Wie denk dat dat niet uitmaakt komt nog voor aardige verrassingen te staan, lijkt me zo. Waar we zo dicht bij de bron zitten is motief, en de zuivering ervan, voorwaarde en richtinggever in een steeds delicater relatie tussen binnen en buiten, oorzaak en gevolg, of leven en dood.
In 10 is de Nul focus van de Magiër, een relatie die zich uitstekend leent als ingang tot een verkenning van de Sjamanistische sfeer. Daarbij zal ik me niet laten leiden door de bestaande literatuur maar vertrouwen stellen in mijn intuïtie. Ik zal wel moeten!
In mijn terughoudendheid ten aanzien van traditie zit geen verwerping. Dat zou te dwaas zijn voor woorden. Tenslotte staat het zoeken van een meer continue bewustzijn van mijn ‘hier en nu’ zelf in een lange traditie.
Intuïtie is een aspect van 2, de Hogepriesteres; waaruit ik afleid dat mijn keuze, voor wat ik ook wel innerlijke openbaring noem, gebonden is aan de aard van de tweebenige getallen.
In Tien kijken we, niet zoals in Negen, tegen de dingen aan maar verbinden we er ons mee en ontvangen informatie van binnenuit. Eerder gebruikte ik het woord ‘vereenzelviging’.
Een belangrijke reden voor de bijna alchemistische aard van de meer occulte Tarotliteratuur zit hem in de omstandigheid dat intuïtie, empathie of identificatie niet spreken. Ik kan zeggen: ‘Ik houd van jou’. Empathie heeft geen woorden en kan dit niet nazeggen, maar kan ook het tegendeel niet beweren. Liefde en haat zijn aan het denken gebonden categorieën en hebben geen werkelijkheidswaarde in de vereenzelviging die empathie is. Wat we wel in vereenzelviging aantreffen zijn persoonlijke opvattingen over macht en onmacht, over kracht en kwetsbaarheid.
Alles wat te maken heeft met de ‘innerlijke’ zintuigen wordt ontkend door de heersende en dominante orde. Daarmee wordt echter ook die onbegrijpelijke groene taal in diskrediet gebracht. Gebrek aan kennis van het symbool en daarmee het onvermogen eigen betekenissen toe te kennen, tekenen de huidige generaties.
Intuïtie en instinct zijn kinderen van de schaduw en van de stilte. Maankwaliteiten!
Toch is het Zonnebewustzijn van EEN uitdrukkelijk aanwezig in de Getallen van 10 tot en met 19. Het op taal en logos gebaseerde deel van onze hersenen is er op gericht de macht van de Maan te begrijpen en in zichzelf te integreren; is er ook om de angsten van de nacht te verhelderen.
Ik kan me willen vereenzelvigen met de Sjamaan;ik moet me ervan bewustzijn zijn dat dit een betrekkelijk eenzijdige keuze is geworden. Ik kan mijn energie tenslotte ook richten op vereenzelviging met een andere sfeer. Deze keuze was niet beschikbaar in de dageraad van onze geschiedenis. Eenheid met plant, dier, mineraal of mens was een gegeven feit. Sjamanisme en animisme zijn twee kanten van dezelfde medaille. Zo stond ik in de wereld lang voor ik een verhaal, een geloof of een wetenschap had. Er bestaat wel degelijk een collectieve herinnering aan EENHEID, ook al is die enigszins weggezakt in het onbewuste..
De keuzemogelijkheid waarover we thans beschikken wijst er op dat de vereenzelviging of identificatie met welke ideologie dan ook een morele dimensie kent. Vervangen we het woord ‘moraal’ met mores (de manier waarop we dingen doen) dan kunnen de tegenstrijdigheden in menselijk gedrag gezien worden als een direct resultaat van de rijkdom aan vrije keuze; een weelde die, net als rijkdom trouwens, gedragen kan worden door sterke benen.
Eerder zag ik het vierkant als een hulpmiddel om het punt van oorsprong van de cirkel te lokaliseren Binnen de zich ontwikkelende ideeën van de één- naar de tweebenige getallen accepteer ik de vier cycli van de menselijke geschiedenis, die ook mijn geschiedenis is, als 4 lichamen (sferen) waarmee ik me tracht te vereenzelvigen. De aanname hier is dat, als ik er in slaag me met mijn verschillende ontwikkelingsfasen te verenigen, ik een fundamentele stap heb gezet op de weg naar Eenheid.
In 10 beperk ik me tot de eerste cyclus, die van het Sjamanisme.
Daarbij ben ik me ervan bewust dat alles wat daar over gezegd kan worden een interpretatie is. Sinds de magische ontwikkeling van de chaostheorie mag dat geen probleem heten.
Er wordt gezegd dat zolang de fontanel niet gesloten is het kind in verbinding staat met een andere wereld. Ik kan me ook het succes herinneren van een boek dat ‘De Magische Wereld van het Kind’ heette.
De verbinding met de andere wereld die ik steeds het doodsbewustzijn heb genoemd is een verbinding die door veel ‘would be’ sjamanen in deze tijd gezocht wordt. De ‘inbox’ van mijn ‘mailer’ puilt uit van aanbiedingen en cursussen van ingehuurde sjamanen uit oost, west, zuid en noord. Het prijskaartje dat aan veel van deze aanbiedingen hangt doet mij vermoeden dat er een gezond commercieel motief meeklinkt in de bespeling van het verlangen terug te keren naar mijn ware natuur.
Hoe ik deze stroom van aanbiedingen ook beoordeel; duidelijk is wel dat er behoefte bestaat aan ervaring die niet aan denken of taal is onderworpen, en dus ook aan duiding van deze ervaring.
Voor een deel zal deze belangstelling een reactie zijn op het eindeloze gekakel en gekraai dat onze vergader- en communicatiecultuur beheerst.
Of misschien is deze belangstelling het heimwee naar een staat van totale afhankelijkheid waarin beslissingen over leven en dood door omgevingsfactoren en niet door mijzelf genomen leken te worden. Het magische kind groeit op de voeding die hem wordt aangereikt. Dat verlies van juist het magische aspect deel uitmaakt van deze groei is de prijs die we betalen voor aanpassing- en deelname aan een zich eindeloos herhalende woordcultuur.
De wortel van een getal, de pit en de vrucht, het hart van de zaak; allemaal woordbeelden die doen vermoeden dat het scheppingsproces niet is opgelegd door een externe macht, maar steeds van binnenuit komt zoals het woord ontwikkeling ook aangeeft.
Intuïtie of openbaring werkt van binnen naar buiten. Een sjamaan kan dat wel opmerken maar kan niet voorkomen dat zelfs deze opmerking bijdraagt aan een proces waarin antwoorden gegeven of vermoed worden op vragen die nog niet gesteld zijn, hetgeen tot idee- c.q. woordfetisjisme-, dan wel tot esotericisme leidt. Als het uit de binnenwereld, als het uit mijzelf voortkomt, dan betekent dit dat ik (maar ook mijn trouwe lezer) de maat der dingen ben.
Een vriend die minstens honderd boeken over sjamanisme heeft gelezen is tot zijn mateloze ongenoegen nog steeds geen sjamaan. Deze vriend nam niet zichzelf de maat maar de schrijvers van boeken en artikelen. Had hij zijn tijd besteed aan zelfonderzoek dan was hij het verlangde doel waarschijnlijk dichter genaderd.
Mogelijk komt mijn wantrouwen ten aanzien van het modern esotericisme en sjamanisme voort uit de omstandigheid dat de overgang van de ene naar een andere staat van bewustzijn parallel loopt aan inzicht in de tegenstellingen, ook die van leven en dood.
In de acceptatie van de dood bevrijd ik me van een angst die ook ten grondslag ligt aan een taboe waar de duisternis van de onderwereld ofwel het onbewuste toe behoort.
Dat ik de schitteringen van de manifeste wereld niet opmerk, laat staan er mee kan communiceren staat in rechtstreeks verband met het in stand houden van dit taboe.
Een kenmerk van het originele sjamanisme was nu juist de inwijding in de eigen persoonlijke dood. Het moderne psychodrama kan ons in de buurt brengen van deze ervaring; in onze voorgeschiedenis werden kandidaten in de meest reële doodsnood gebracht die wij ons kunnen voorstellen. Dat liep, naar de maatstaven van de levenden, niet altijd goed af.
De bevrijding van deze angst echter neemt de obstakels weg die de weg naar een verruimd bewustzijn afsloten.
Inwijding was een discipline waar zelfs de Spartanen een puntje aan konden zuigen. Voor een op zijn comfort ingestelde westerling lijkt de rauwe, primitieve inwijdingsweg achterhaald en minder wenselijk. Naast salonsocialisme blijkt er een modern salonsjamanisme te zijn ontstaan.
Sjamanisme is nu nog slechts een stroming, iets waar ik me al of niet bij kan aansluiten. Dit soort collectiviteit, mag nu duidelijk zijn, wordt door mij beschouwd als een pleisterplaats die de Kluizenaar achter zich heeft gelaten.
Ik hoop dat een eventuele snelle lezer zich nu niet aangemoedigd voelt zich aan een kruis te laten spijkeren, maar zou dat wel zo zijn dan zie ik dat als een gevolg van mijn probleem om innerlijke ervaring te vertalen in een overeengekomen taal. In TIEN moet er uit een ander vaatje getapt worden.
Maar toch. De christelijke doop herinnert aan initiatietechnieken waarbij, stel ik mij zo voor, de kandidaat zo lang onder water werd gehouden dat hij het misschien wel, misschien niet overleefde.
Bijna-doodservaringen openen ook in onze tijd de ogen voor het feit dat we er al te lang bijliepen als levende doden, dat er voorbij onze woordenbrij ervaringen te vinden zijn die in geen enkele rationele verklaring passen.
Brengen we leven en dood terug tot het yinyang van elk hier en nu, waarin het ene moment sterft voor het volgende, waarin inademing leven betekent en uitademing de dood, dan hebben we alles in huis om de weg van de Sjamaan met succes in te slaan en kunnen we ons heel wat cursusgeld besparen.
Empathie is het waarnemen vanuit totale stilte. We vereenzelvigen onszelf met inhouden door er ons ‘volledig’ leeg voor te maken; door eigen commentaar en wil uit te schakelen. Hoe die totale ontvankelijkheid in stand te houden is heel wat ingewikkelder dan simpelweg te sterven.
Dat de Getallen van 10 tot en met 19 openen met 1, de Magiër, duidt er op dat we met de vereenzelviging van de eigen inhouden ons verstand moeten gebruiken. We begeven ons op levensgevaarlijk terrein waarin kleine misverstanden tot grote ongelukken kunnen leiden. Beschouw ik het eigen weten als een opening naar geweten dan verklaart dit mogelijk ook mijn voorbehoud het weten van anderen te accepteren als leidraad voor eventuele ontwikkelingen in deze schemergebieden van mijn geest. Juist geweten, net als opvattingen over schoonheid, normen of waarden, is een uniek persoonlijk koers.
Geweten is een lastig te vangen grootheid. Hier in TIEN wordt die onbekendheid mooi gerepresenteerd door de NUL.
Geweten is geen gedachte maar de aanwezigheid van een gevoel. Angst of schaamte; op het eerste gezicht weten we lang niet altijd waar díe vandaan komen, maar dat we er heel wat voor over hebben om dit soort aandoeningen te ontlopen met behulp van pillen, trance, hyperactiviteit of eindeloze ambitie mag duidelijk zijn.
Maar al te vaak is de eerste vraag die opkomt in het Wiel: ‘Hoe ontsnap ik eraan’? ‘Hoe ontsnap ik aan een onbegrijpelijk geworden (te kunstmatig) leven’? Of hoe ontsnap ik aan keuzes die ik ooit maakte en zelf niet meer begrijp.
Terug naar de natuur leek wel wat. Weg met dat verfoeide denken waarin het goede voortdurend wordt ingehaald door het betere, zo niet het beste! Dat is de dwaasheid van de NUL in TIEN, die het woord volmaaktheid wel uitspreekt maar daar helemaal niets meer bij ervaart. Dat is waar angst en schaamte vorm en inhoud krijgen.
We kunnen wel zeggen dat we onder onze maat leven; als die maat nooit genomen wordt dan blijft het allemaal erg vaag.
Wederom zien we de noodzaak de maatlatten van het vierkant in te zetten om de ware aard van angst en schaamte te achterhalen.
Hoe onwelkom dan ook, als angst en schaamte stormrammen zijn waarmee de gesloten conventie die ik ben open geramd kan worden dan, ook al is het met een zucht, leg ik mij neer bij dit ongerief.
In de lagere Getallen heb ik van alles aangenomen over begeerte, lijden en onthechting. Maar welke top ik ook bereikt heb, nergens deed zich die innerlijke chemische verandering voor die tot integratie van die top leidde en moest ik weer afdalen naar vormen van bewustzijn en gedrag die ik dacht achter me gelaten te hebben.
Of ik stel de verkeerde vraag, of mijn opvattingen over een eventuele gewenste ontwikkeling dienen bijgesteld te worden.
In de Grote van Dale wordt empathie uitsluitend gezien als een inleving in de ander. De inleving met de eigen innerlijke, maar grotendeels onbewuste inhouden, maakt geen deel uit van van Dale’s exegese.
In mijn optiek vallen ‘de onbekende ander’ en ‘de onbekende inhouden van mijn onbewuste’ samen in exact dezelfde Nul waar de Magiër (ik) zich voor geplaatst ziet.
Aandacht is ook een vorm van energie. Die uit alle macht los te laten op een medemens als oefening in het opvoeren van de persoonlijk empathische vermogens is zolang we niet precies weten wat er uitgewisseld wordt geen goed idee. Ik zelf ben een allegaartje van wenselijke en onwenselijke eigenschappen, en God weet wat ik allemaal achter laat in die ander, of wat ik van die ander naar mij toehaal. Om soortgelijke redenen ga ik niet met jan en alleman naar bed.
Het lijkt veiliger maar ook zuiverder die energetische verbinding met de eigen onbekende inhouden aan te gaan. Hier in Tien zouden dat dan de sjamanistische inhouden zijn. Die inhouden kunnen, net als de inhouden uit de andere drie sferen, gerepresenteerd worden door Tarotkaarten, een ‘medicine wheel’ of door welk orakel of groen boek dan ook; en bedenk dat de eigen biografie eveneens als een groen boek gelezen kan worden.
De inzet is het zoeken naar de onbekende oorsprong van al onze acties en reacties. Het is allemaal aanwezig in het geheugen. Om er bij te kunnen betreden we het labyrint van de symboliek.
Het eerste en oudste groene boek dat we kennen is ongetwijfeld dat van de Natuur. Kennis van de natuur is, vooral door de Roomse kerk geassocieerd met heksen (en dus met sjamanen). Kiezen we het pad van de sjamaan dan is het dempen van de kloof met de eigen natuur de eerste schrede.
Als westerling ben ik geneigd mijn bibliotheek in te duiken en te zien wat ik daar te weten kan komen over de sjamaan. Maar dan doe ik wat ik altijd heb gedaan, en de kennis die ik daar heb opgedaan heeft, zo bleek, niet bar veel invloed gehad op mijn ontsnapping aan het Rad.
In het me voorstellen wat Sjamanistisch bewustzijn is probeer ik terug te gaan in de tijd. Hoe was het voor dat we het Wiel uitvonden, voordat we uitzicht hadden op de mogelijkheid natuur ondergeschikt te maken aan het verlangen naar veiligheid, geborgenheid of overleving?
Hoe was het om een onlosmakelijk onderdeel te zijn van de totale natuur, en we nooit sneller gingen dan onze benen ons konden dragen?
In dienst van de Eenheid moet ik aannemen dat dat eerste menselijke bewustzijn reeds alle kiemen in zich had die later konden uitgroeien tot het mythische, het godsdienstige en het wetenschappelijke. Als kind van de natuur stonden we toen open voor wat we nu wellicht de oorzakelijke dimensie van die natuur zouden noemen. Die dimensie bestond uit energie die zichzelf manifesteerde in de tijdelijkheid en ruimtelijkheid van mineralen, dieren en planten, in aarde water, vuur en lucht, en natuurlijk ook in de mens. Ik stel mij de vorming van materie voor als een soort condensatieproces in de kern van uitgestrekte elektrische en magnetische velden (yin-yang), zoals we het menselijke lichaam zien als een oester in de schelp van zijn aura.
Als materie (natuur en alle werkelijkheid) gevolg is - dan is energie oorzaak. In een tijdperk waarin taal en rekenen nog niet ontwikkeld waren en bewustzijnvernauwing niet mogelijk was leefde de jonge mens in ongebroken eenheid met de geest van zijn wereld en zijn bestaan.
Eenheid wordt niet ervaren op het niveau van de fenomenen maar wel in de waarneming van energie die deze eindeloze veelvormigheid voortbrengt.
Ik kan me die natuurmens voorstellen als een verzameling van zintuigen die net als bij dieren een onvoorstelbaar bereik hebben.
Het Paradijs in het Oude Testament stond voor een staat van natuurlijkheid en onschuld die zich laat vergelijken met de animistische staat. Vóór de uitvinding van het Wiel, een toegepaste Nul, dan wel een nabootsing van de kringloop die in natuurlijke processen zo een essentiële rol spelen, was de relatie met dat punt een collectief gegeven. Iedereen in eigen kring (the tribe) deelde via ceremonieel, dans, muziek, drugs enz. in de manier waarop contact werd gemaakt met wat nu nog steeds “Grote Geest’ wordt genoemd, de innerlijke bron van alle manifestaties.
Eigenlijk is het ontstaan van de rol van Sjamaan al een verwijdering van deze oorspronkelijk collectieve ervaring. Maar zoals gezegd, in potentie was die primitieve mens niet zo afwijkend van wat wij nu denken te zijn als wel wordt aangenomen. Het ontstaan van rollen (persoonlijkheden) was een randvoorwaarde voor de ontwikkeling van het ‘ik’, ofwel van een persoonlijke moraliteit, van die lastige noodzaak keuzes te maken op grond van wat ik zelf denk te willen, te kunnen en te zijn.
Colin Wilson had het over de X factor, en X is de Romeinse Tien, symbool van ‘het onbekende’ en het ‘mysterieuze’. In de kleine scheurtjes die soms ontstaan in onze bepantsering zijn we even terug in die natuurfase. Dan stopt het Wiel voor een moment en staan we in innerlijk contact met de eigen oorspronkelijkheid. Sommigen noemen dat inspiratie, anderen een spirituele ervaring; een wonder of een paranormale gebeurtenis.
10 = 1+ 0 = 1. Om het contact met het verborgen mysterie te herstellen moeten we contact maken met de eigen innerlijke representatie van dat mysterie. Aanwending van sjamanistische technieken kan daarbij behulpzaam zijn. Voor de een zal een meditatief beeld van langzaam optrekkende mist van dienst zijn, voor een ander zal eenwording met de rook van een Marihuana sigaret voldoen, terwijl ikzelf het meeste baat heb bij het ontstaan van innerlijke chaos en crisis; toestanden die ook in het stenen tijdperk niet onbekend waren. Zonder crisis zou er helemaal geen markt zijn geweest voor een sjamaan zoals ik die voor mij zie!
Om ziel en zaligheid te investeren in welk beeld of welke techniek dan ook lijkt me eenzijdig en lost mijn dubbelheid niet op. Als sjamanisme de verlichte heilstaat was dan zou die niet vervormd zijn door andere staten, de eerder genoemde sferen. Ontwikkeling van rol, taal, denken en beheersing zijn niet weg te denken uit de ontwikkelingen die mijn huidige staat van bewustzijn hebben voortgebracht. Eenheid zoek ik niet in het ene maar in de integratie van de veelheid. Het symbool van yin en yang verwijst daar naar.
Om die integratie tot stand te brengen moet ik me ervan bewust zijn dat die integratie zich afspeelt in een cirkel die wij als een lege ruimte ervaren.
Stel ik me de die lege ruimte voor als de verdwijning van alle afstand tussen dit en dat, tussen boven en beneden of tussen yin en yang dan kom ik toch weer heel dicht bij de idee van empathie.
Dat 10 begint met een 1 en vervolgens in 10 (1 + 0 =) 1 blijft, ook al maakt die 1 nu deel uit van iets dat uit 2 cijfers bestaat, beschouw ik als een bevestiging van mijn vermoeden dat mijn ervaring van een ‘ik’ een stap is op weg naar mijn diepere aanleg. Vereniging (6) met wat ‘ik’ de 4 cycli (sferen) noem, is de procedure die mijn reflectie op de getallen ter overweging aanbiedt.
Omdat de Twee over de vrouwelijke kwaliteiten gaat moeten wij mannen en vrouwen die kwaliteiten zoeken en tot bewustzijn brengen.
Dat sommige mannen in mijn omgeving al bijna net zo vaak in de spiegel kijken als we dat van de vrouw gewend waren (sorry voor de generalisaties) is al een stapje in de richting van de primitief die nog niet gescheiden was van zijn magische of orgastische belevingswereld. Ik gebruik het woord orgastisch omdat dit zo dicht komt bij de trance die zo een belangrijke rol speelde (en speelt) in de vereniging met een sacrale of kosmische werkelijkheid.
Als er geen spiegelmagie bestond zou die moeten worden uitgevonden. En dat doen we, want ijdelheid is een onderdeel van het soort opvattingen dat wij hebben over het IK. IJdelheid gaat tenslotte over een soort van nietigheid waar ik ook mee geconfronteerd word wanneer ik over de leegte van NUL nadenk.
Ik voel aarzeling in dit eerste beeld in een nieuwe setting. Stereo maakt me niet alleen meer bewust van het stereotype (archetype?) maar ook van een ruimte die in mono nog onbekend was.
Het binnendringen in zo een nieuwe onbekende ruimte die ontstond door verbeterde zelfwaarneming waar vooroordeel of stereotype niet over het hoofd werden gezien zodat er mee afgerekend kon worden.
Achter het vooroordeel ligt een wat natuurgetrouwer voorstelling van zaken. Het gaan op dit pad is als een eerste schrede in de ruimtevaart die ook wel vergeleken wordt met ontdekkingsreizen die later tot kolonisatie en een reeks van nieuwe problemen heeft geleid. Globalisering, hoe mooi die ook wordt voorgesteld, kan door vrijwel iedereen die met kolonisatie te maken heeft gehad als een bedreiging worden gezien. Met pogingen de buitenwereld te ontwikkelingen in plaats van de innerlijke morele ruimte hebben we niet zulke goede ervaringen.
De angst die vooral veel ouderen koesteren voor het Wereld Wijde Web associeert met de angst voor een innerlijke kolonisatie door New Technology. We horen nog niet zo veel over deze angst, maar Big Brother zal niet nalaten de nodige nachtmerries over ons af te roepen.
Hoe ook we kunnen ons onze wereld niet meer voorstellen zonder de kennis die we nu van die ene (globale) wereld hebben waarop wij met zijn allen een menswaardig plekje zoeken.
10 is het eerste uitzicht op een nieuwe set van vrijheden, waarvan op dit moment vrije wereldhandel misschien de meest aansprekende is. Persoonlijk echter vind ik de samenkomst van culturen die in het verleden naast elkaar bestonden en waar wederzijdse aanraking meestal conflict betekende, een veel grootser perspectief bieden.
De diepgaande veranderingen die we doormaken in een multiculturele ‘setting’ dwingen ons nationalistische, etnische, culturele of religieuze stereotypen opnieuw te bezien. Juist omdat deze stereotypen, als alle volkseigen wijsheid, een forse plaats innemen in wat ervaren wordt als de persoonlijke identiteit, kan de latente vrees voor aanraking met de andere cultuur makkelijk geëxploiteerd worden door demagogen van velerlei pluimage.
De vraag naar integratie echter, net als alle andere ideologische of morele kwesties, kan natuurlijk alleen maar van binnen uit beantwoord worden. Ieder van ons staat voor de persoonlijke beslissing de grotere ruimte te accepteren of niet. Zolang demagogen daar nog invloed op uit kunnen oefenen zijn we simpelweg niet toe aan de acceptatie van een grootser en kleurrijker geheel, en moeten we leven met confrontatie en conflict..
Eigenlijk heb ik geen ruimtevaart of globalisering nodig om voorbeelden te vinden voor die overgang van mono- naar stereobewustzijn. De stap van Newton, via Planck en Einstein, naar kwantummechanica als overgang van lineair naar holistisch denken heeft onze opvattingen verruimd. Bestaande opvattingen over de rol van objectieve kennis en subjectieve intuïtiviteit komen daarmee ook weer ter discussie. Het wegpoetsen van deze tegenstelling is een voorwaarde voor het bereiken van onze nu nog bovenpersoonlijke mogelijkheden. De sjamaan blijft in die zin boven de markt hangen.
In alle momenten waarin ik gedwongen werd een ander standpunt dan het bestaande in te nemen kwam ik heel dicht bij de verruiming van bewustzijn waar het hier over gaat.
De verleiding om de oude en nieuwe toestand in te delen als fout en goed kan groot zijn, maar zo simpel ligt het niet. Animisme verkeerd te vinden omdat ik heden het materialisme ben toegedaan laat alleen maar de ruil zien van de ene monocultuur voor de andere.
Het openbreken van monocultureel gedrag of mening binnen mijzelf is gebonden aan een soort van mentale acrobatiek waarin aanraking en het aangeraakte als een eenheid wordt ervaren.
Ik noem dit acrobatiek omdat het gaat over iets dat net zo ingewikkeld is als op het zelfde moment goed luisteren en goed kijken. De moeilijkheid om tv-beeld en ondertekst beide tegelijk in mij op te nemen kan als voorbeeld dienen voor de moeilijkheidsgraad van de hier voorgestelde bewustzijnverandering.
Onmogelijk is het niet. Ik kan me een moment herinneren van grote verwarring waarin ik de conversatie van tientallen mensen om mij heen tegelijkertijd kon (of liever moest) volgen. Achteraf moeilijk uit te maken of dit een gevolg was van gekte of juist de oorzaak ervan. Ik kan me wel herinneren dat ik de benen nam en in blinde paniek mijn toevlucht zocht in het vergroten van afstand tot stemmen en mensen.
Tien grenst aan Negen en maakt het waarschijnlijk dat vlucht of regressie het aangewezen mechanisme is dat me voor krankzinnigheid moet behoeden, hoewel vlucht en regressie zelf bronnen van krankzinnigheid kunnen worden.
Emotie en rede, liefde en haat of leven en dood; in elk concept steeds twee uitersten die verenigd willen worden in één bewustzijn. Ik en de ander!
Don Juan raadde ons aan een heel bepaalde vorm van scheel kijken te beoefenen. En als we dit soort oefeningen voor de spiegel doen wordt het nog interessanter.
Om dat ene punt waarop we gewoonlijk focussen een zekere mate van overlapping te bezorgen is dat beeld van scheel zien zo gek nog niet. Bio-energetica zoekt het in houdingen die ons net niet doen omvallen.
De Boeddhisten pakken het drastischer aan. De leegte die hier wordt voorgesteld forceert zowel het ene als het andere standpunt te verdwijnen in een ‘niets’, om vervolgens te verschijnen op een ander niveau (staat van bewustzijn) waar niets als tegenstelling ervaren kan worden.
Deze voorstelling van zaken rijmt met de wijze waarop ik me het mysterie van het zwarte gat voorstel. Als aardse vormen evolueren waarom dan ook niet de lichamen die het heelal bevolken? Spiegelbeeldig heb ik het over de gedachte dat begin en einde voorwaarden zijn voor het concept van leven en bewustzijn, zoiets als de ademhaling. Het vullen van de binnenruimte en het vullen van de buitenruimte in eindeloze afwisseling.
Wie verdwijning als een ramp ervaart moet bedenken dat het proces van evolutie verloopt via ‘kleine foutjes’ in het genetisch kopieerproces. Wees niet te bang voor het maken van fouten; onze evolutie hangt ervan af.
De opvatting van rampzaligheid in verband met de verdwijning van de vertrouwde structuren en het ontstaan van nieuwe vinden we terug in onze sociaal-psychologische werkelijkheid waarin afwijkingen gezien worden als iets dat behandeld moet worden, en aangepast. Dit gedrag is anti-evolutionair. De angst die hier tot uitdrukking komt voor de afwijking is dezelfde als de angst voor het experimenteren met je staat van bewustzijn.
Terwijl het juist die andere staat van bewustzijn is die laat zien dat het foute en het goede zich niet zo makkelijk laten scheiden als sommige moraalridders wenselijk achten. Onderdrukking van afwijkingen, dat zouden we langzamerhand moeten weten leidt alleen maar tot frustratie en geweld. Maar ook dat Wiel zal nog vele malen opnieuw uitgevonden worden!
Als westerling houd ik me graag vast aan iets meer dan niets en kies ik voor scheelheid, hoewel ik daar wel een eigen interpretatie aan geef.
Van de twee ogen die we hebben lijkt er een naar buiten gericht te zijn terwijl de andere naar binnen kijkt. Toename van aandacht voor deze tweepoligheid kan in mijn opgewonden fantasie wel eens de verbinding zijn die kwantum mechanica en relativiteitstheorie tot eenheid brengt binnen een bewustzijn dat de geschiktheid heeft om tegenstellingen te verzoenen of te transformeren tot een kwaliteit waar we tot dusver doof en blind voor waren.
De vraag die staat is: ‘Ben ik in staat om mijn bewustzijn te verruimen?’.
Is het antwoord ja, dan mag ik de Nul in Tien beschouwen als een lus in een spiraal en kijk ik naar een open en transcenderende werkelijkheid. Is het antwoord nee, dan zie ik een cirkel die zich sluit in zichzelf en waar ik alle landschappen die voorbij komen eerder heb gezien. De ‘steeds herhaalde doelloze beweging of handeling’ (van Dale) van het stereotype is dan mijn magere deel.
Achter de ambitie van het leren kennen van mijzelf zit, hoe ik het ook wend of keer, het verlangen naar een verruiming van wat ik tot nu toe ‘de staat van bewustzijn’ heb genoemd. Nu zijn ambities op zichzelf al contraproductief om dat ze een eigen ring van verlangen en begeerte in stand houden waar moeilijk aan is te ontsnappen.
In het nihilisme van Nul waarmee de Magier zich hier bezig houdt is het juist binnen die ring van nietsheid dat we de feiten voor zichzelf kunnen laten spreken. Dan kom ik uit bij gedrag, mijn gedrag. Hoe vaak heb ik al niet moeten inzien dat achter mijn kritiek op God, mens en de wereld kritiek op eigen gedrag of standpunten schuil gaat. En omdat zich daar amper een spatje verbetering voordoet, voel ik mijzelf nog al eens de gevangene van het Rad.
Toch hebben enkele ervaringen in mijn leven zeker en vast een impressie opgeleverd van verruimde staten van bewustzijn waarin tijd en ruimte leken te krimpen terwijl ze uitdijden. Ik ben de eerste om toe te geven dat dat waarschijnlijk slechts wat simpele hallucinaties waren. Maar die vaststelling helpt me niet deze ervaringen te plaatsen.
De plek om de authenticiteit van mijn zogenaamde lichtervaringen te meten zoek ik dus maar in die feiten, in mijn gedrag.
In welke mate begint reactie zich op te lossen in empathie en medeleven?
Waar liet ik los na me er zo lang aan vastgeklampt te hebben? Waar werd leugen waarheid?
De grap is dat deze vragen nu niet meer uitsluitend als de innerlijke mokerslagen van een of andere morele inquisitie worden ervaren, maar als objectieve, bijna klinische, ijkpunten in mijn persoonlijke evolutie.
Tien gaat ook over de Tien geboden, die wanneer we ze naar binnen halen, transcenderen en plotseling vergeleken kunnen worden met de Tien Sephirot in de levensboom, die door 22 paden met elkaar verbonden zijn, 22 Grote Arcana.
In Moby Dick van Melville las ik ‘Waarom poogt ge dan Uw geest te verruimen? Verfijn hem liever!’ En daar zit natuurlijk ook wel wat in; hoewel ook deze opvatting om uitleg vraagt.
Door alle regelgeving en aanpassing aan het monster van het sociaal contract zijn we het zicht kwijt geraakt op de wetten die de natuur en onze innerlijkheid regeren. Deze wetten zijn niet slechts een uitdrukking van hoe mijn persoonlijk geweten in elkaar zit, maar zijn de paden of ‘stepstones’ naar eenheid met het creatieve proces dat verantwoordelijk is voor die verbazingwekkende magie die we werkelijkheid noemen.
Ik bedoel hier niet het geweten te diskwalificeren, ik bedoel wel te zeggen, dat het soort van weten dat gevolg is van innerlijke openbaring geen geweten van node heeft, zoals de vlinder die voor het eerst haar vleugels spreidt voor de Zon geen weet meer heeft van de overlevingsdisciplines van de rups.De aanmatiging van sommige ‘would be’ Magiërs is als het gedrag van rupsen die denken dat ze vlinders zijn. In zo een situatie is de ontwikkeling van geweten geboden.
Was de Magier altijd al bezig met de creatie van iets, hier in 10 is hetgeen hij voortbrengt ‘niets’. Eerder in Nul bedacht ik dat niets niet helemaal niets is, dat de duizelingen die het Niets kan veroorzaken vergeleken kunnen worden met Ali Baba’s grot, dat niets het onbewuste representeert; maar ook hoe het toch mogelijk is dat Niets tot zoveel in staat is.
Wat wij in dit materialistische tijdperk over het hoofd zien is die innerlijke dimensie van mineraal, plant dier, mens, wind of hemellichaam. Het verlies van onze voorvaderlijke (moederlijke), animistische helderziendheid heeft ons opgesloten in het mechaniek van een oneindig oorzaak en gevolg verhaal, waar kwantiteit ons het zicht ontneemt op kwaliteit, en waar juist rechtlijnigheid ons uit de bocht doet vliegen. Niets is gewoonlijk hetgeen we niet meten kunnen. Daar waar onze materiele instrumenten de materie niet doorzien is er menselijk (on)bewustzijn dat deze lacune opvult.
De weg naar ons animistisch erfgoed begint met veronderstelling of aanname.
Geloof schept ruimte voor uitbreiding van bewustzijn. Zelfs het geloof nergens in te geloven schept ruimte voor uitbreiding van bewustzijn. Ongelukkigerwijs kan geloof het bewustzijn ook ernstig vernauwen, maar vernauwing doet uiteindelijk weer verlangen; verlangen doet hopen, hopen doet geloven, en zo blijven we herinnerd worden aan de mogelijkheid van groei en ontwikkeling.
Concentratie op- en visualisatie van aura of innerlijk is als de samenkomst van een brandende lucifer met het kousje van de lamp. Betreffend kousje heet in Engeland ‘wick’ en brengt ons dicht bij vermogens die ook in wicca-kringen hoog op de agenda staan. Etymologisch betekent ‘wicca’, mannelijke heks, waaruit we mogen afleiden dat spelen met vuur een mannelijke eigenschap is.
Welke verlichting de Magiër ook moge zoeken, het zijn de eigen beelden die door de Hogepriesteres worden teruggespiegeld. De Magiër is de lichtstraal tussen zijn diepere-, maar onbewuste ideaal (hemel) en dat wat hij daarvan tot manifestatie heeft kunnen brengen (aarde). Het is zijn streven, ook al lijkt het tegendeel het geval, om zijn kunstwerk zoveel mogelijk te laten lijken op zijn oorspronkelijke inspiratie. Daarvoor dient hij als Rembrandt nu en dan een stapje terug te doen. Het bekijken van de details en van de kompositie vertelt hem of het uiterlijke beeld dichter bij zijn innerlijk beeld is gekomen, en ook wat er verbetert kan worden zonder dat wat goed is te bederven. Dat stapje terug gaf hem ruimte; afstand die nieuwe nabijheid en aanraking schept, net als alle andere verhalen toch eigenlijk ook weer een liefdesverhaal. Yin en Yang.
Stapjes terugdoen was de les van 9. De ontsnapping aan de illusoire beelden die we van de werkelijkheid hebben nemen we mee in de hogere getallen als ‘hoogste’ prioritiet.
Op ons Rad van Avontuur komt na de hoogte de diepte. De uitnodiging in 10 om de reis naar de binnenwereld te maken is er niet alleen om aan de eindeloze ups en downs een einde te maken maar biedt ook een test aan, die de kracht van onze benen, ofwel onze onderbouw meet. Esoterische en mystieke bevliegingen zijn te vaak als de mist in het dal waardoor de berg lijkt te zweven. Zo een berg zal maar op je neerstorten.
Een realistische relatie met de aardse werkelijkheid beschouw ik als de basis voor mijn verkenningen op de smalle richels en paden van mijn evolutie Bergen zijn nooit aan komen zweven, maar zijn stukje voor stukje door onvoorstelbare tektonische krachten uit de aarde omhoog geduwd. Wie het leven te moeilijk vindt zou aan dit geologische spektakel kunnen denken dat zulke prachtige verhevenheden heeft voortgebracht. De aanleg die we hebben voor allerlei angsten zal zeker ook te maken hebben met het soort barensnood die we ons bij dit soort erupties kunnen voorstellen.
Het valt niet mee! Nauwelijks heb ik mijn indrukwekkend, alternatief, esoterisch wereldje opgebouwd met allemaal interessante reïncarnaties, zeg maar met bijzonder persoonlijke kennissen van Jezus en zo, of de Tarot slaat me om de oren met: ‘Doe normaal, concentreer je op je realiteit. Daar ligt je kracht, daar ligt je toekomst’. En voor de geïnstitutionaliseerden valt het ook al niet mee. Leren op twee benen te staan, leren te vertrouwen op het eigen nuchtere boerenverstand is voor de secretaris generaal even lastig als voor een junkie in een afkickcentrum. Het zelfde boerenverstand dat zegt: ‘wat je zaait zul je oogsten’. Up en down verwijzen naar een diepere laag waar opvattingen over oorzaak en gevolg, of die over synchroniciteit, worden gedefinieerd in termen van centrifugale krachten, waarbij inhouden naar buiten worden geslingerd en daardoor (hoe paradoxaal dan ook) het centrum zoeken en blootleggen.
Ik zie hierin de hand van de Magiër, die zijn rechtlijnigheid aanwendt, om de eigen scheppings- en vernietigingsdrift in beeld te krijgen. Daarvoor heeft hij, zoals te verwachten, het vierkant van concentratie nodig. Het in evenwicht brengen van de vier elementen krijgt in TIEN een formidabele impuls, hetgeen in de samenkomst van de Magiër en een Fool die toch niets te verliezen heeft ook wel enigszins voor de hand ligt.
De ontwikkeling van de rede, neem ik aan, is geen evolutieve vergissing. Wetenschap is een werktuig in het open leggen van de geheimen van de natuur, van onze eigen diepere natuur. Maar daar moet wetenschap dan wel voor gebruikt worden! Niets dan bewondering voor het vernuft dat van wiskundige vergelijkingen nucleaire stootkracht maakt, van oude hoeves legbatterijen of de uitkomsten van sociaal psychologisch onderzoek weet te utiliseren tot verborgen verleiders die potentiële consumenten tot steeds groter begeren kunnen aanzetten.
Of bij dit soort aanwendingen het ‘mens ken uzelve’ nog een motief van de onderzoeker is geweest mag betwijfeld worden. De vraag naar toepassing is een heel andere dan die naar het zijn, maar kunnen ook binnen het bestaande dualisme eigenlijk niet los van elkaar gezien worden. Binnen dit dualisme is weten niet hetzelfde als geweten, zoals ‘science’ niet hetzelfde is als ‘conscience’. Hoe deze onderscheidingen tot Eenheid te brengen is een persoonlijke uitdaging voor ieder van ons, maar voor hen die belangrijke angsten willen overwinnen ligt hier een El Dorado.
Het beeld van een ‘big bang’ die het ontstaan van ons heelal representeert lijkt wel wat op de uitbreiding vanuit de kern in Nul naar haar cirkelomtrek.
Heel veel van de doelen die wij ons stellen geven richting aan wijdverbreid vlucht-, dan wel persoonlijk overlevingsgedrag. We vluchten in net zoveel richtingen als er stralen vanuit de kern van de cirkel getrokken kunnen worden; en dat we de eenheid van het zijn onder onze stampende zolen vertrappen hebben we niet in de gaten.
Identificatie is een manier om me te verbinden met inhouden die ik nog niet ervaar in het eigen grotere ‘ik’. Wordt identificatie echter institutionalisering in nieuw rolgedrag dan word ik bewogen door de op- en neergangen van het Rad.
Dat stokje waar de Kluizenaar op leunde moet weg. IK kan dat niet gebruiken voor mijn ontwikkeling. Ik bèn dat magische stokje dat bij elke aanraking nieuwe realiteiten schept. Realiteiten die zich steeds verder verwijderen van het diepe verlangen Eenheid te ervaren.
Alles wat ik bereikt dacht te hebben stelt niet zo veel voor. Mijn top is mijn val in de leegte en als ik die leegte wil leren kennen moet ik mijn gevoeligheid daarvoor openen. Vereenzelviging!
De trance van een sjamaan lijkt onder een bepaalde hoek op beneveling of verdoving, maar is daar het tegenovergestelde van. Geen toegang hebben tot de ontvankelijkheid van trance valt samen met het totaal aan automatische reflexen dat me afhoudt van authentieke ontmoetingen met hier en nu. De aanpassing aan wat hoort impliceerde de verwijdering van dat wat is. Het verleden heeft me vervormd, geblinddoekt en gevangen genomen.
Bij kinderen kunnen we die opperste concentratie - die trance is - nog waarnemen, maar de ontwikkeling van het berekende denken heeft ons beroofd van die noodzakelijke leegte; en alle dans en stampgedrag, alle roffelende drums op de dansvloer die de wereld is, zijn niet in staat om die trance terug te brengen. Daarvoor moet het denken-, daarvoor moeten zelfbeelden, ideologieën en vooroordelen aangepakt worden, en volgens de behaviorist kunnen we dat het beste doen door te kijken hoe we ons gedragen. Het bijhouden van een dagboek kan daar een rol bij spelen. We hebben onszelf vastgelegd in allerlei overlevingsrituelen, maar door het op schrift vast leggen van al deze rituelen krijgen we inzicht in de mechanismen die daar achter zitten; angsten, begeertes, schuldgevoelens en minderwaardigheidscomplexen blijken hindernissen te zijn in de extatische ontmoeting met mijn hier en nu.
Durf ik mijzelf te zien zoals ik werkelijk ben, durf ik mijn identificaties los te laten, dan kijk ik in een onontdekte wereld en word ik me ervan bewust dat ik heel lang, veel te lang, heb geslapen en mijn dromen en wanen voor de werkelijkheid heb gehouden. Zouden die dromen nog iets met mijzelf te maken gehad hebben dan zou er in Tien nog iets te herkennen zijn, maar gewoonlijk bleken die dromen slechts duplicaten te zijn van His Masters Voice, met in de groeven het plan voor de mens: hij die de best opgevoerde- en gepantserde auto heeft, wint de race.
Het is duidelijk dat de relaties die we aangaan op het sociale vlak beïnvloed worden door de persoonlijke omstandigheden, positief en negatief. Zo zien wij de zwakkeren in uitsluiting en isolement op drift raken of wegkwijnen. Toch zweven ze allemaal om een kern die soms Sociale Dienst heet, U.W.V. of Hoofdproductschap Landbouw, een excentrische oriëntatie.
De sterken opereren in een concentrische oriëntatie, dan wel in netwerken waarin alle eigenbelang in de gevormde combinaties meerwaarde opleveren. Zouden de armen en de zwakken zich de cirkel bewust maken waarin ze ronddraaien, dan zou ook hier de meerwaarde gehanteerd kunnen worden om de eigen positie te verhelderen en te versterken. Onderlinge solidariteit heette dat in een nog niet zo lang verstreken verleden.
Links, rechts, gelovig en ongelovig, ook al hebben we dat zelf nog niet eens zo in de gaten; we werken allemaal mee aan het ontstaan en in stand houden van cirkels. Dit grijpt terug op de sjamanistische sfeer waar de cirkel van de aarde en de cirkel van ‘de hemel en haar lichamen’ in ronde dans en eindeloos herhaalde ritmen een trance bewerkstelligt die de eenwording van al deze cirkels mogelijk maakte. Het persoonlijke en het universele lot konden op die manier als een Eenheid ervaren worden en de groep, dan wel de stam, tot inspiratie brengen. Hechte sociale verbanden drukken zich altijd weer uit in cirkels. Dat weet de natuur, en dus dragen ook wij daar kennis van.
‘De cirkel houdt zich schuil in een vierkante cultuur’, is een tamelijk eufemistische manier om naar de verdringing van de vrouwelijke-, de innerlijke inhouden te verwijzen. Met de onzichtbaarheid van de cirkel komt echter ook de beleving van tribale of sociale structuren in de lucht te hangen.
Weliswaar wordt er heel wat genetwerkt waarin persoonlijke of collectieve invloed en macht gezocht wordt voor de deelnemende individuen, maar de trance wordt daar niet gezocht, laat staan gevonden, tenzij we de dronken uitbarstingen na een overwinning op een andere cirkel of partij als extase beschouwen. Persoonlijke kwetsbaarheid en twijfel maken gewoonlijk geen deel uit van het groepsethos, De cirkel wordt een front die ons net zo opsluit als het vierkant dat deed.
In deze toepassing van de cirkel komen we onszelf steeds weer tegen. In de werken van het Net worden de uniek eigen innerlijke waarden niet gezocht. Daaruit volgend doen voorspelbaar lijden, voorspelbare agressie en voorspelbare nood ons geloven dat de geschiedenis zich herhaalt. Het is dan makkelijk mezelf als slachtoffer van de collectieve dan wel persoonlijk geschiedenis te ervaren. Ik zat dan toevallig net even in de verkeerde cirkel, in de verkeerde werkkring, in de verkeerde familie; voor sommigen zelfs in een verkeerd lichaam; een hopeloos en uitzichtloos wurgcirkeltje. Wat ben ik toch een machteloos, arm slachtoffer. Depressie!
EEN was het nieuwe, maar wat is er nieuw in 10?
En God zag dat het goed was. Als al het goede achter ons ligt; wanneer we alle innerlijke schatten hebben ingewisseld voor de grote vooruitgang in techniek en politiek met haar onuitroeibare geloof in ‘social engineering’, mogen we dan nog vooruitgang verwachten. Als we steeds afhankelijker worden, of als we leven van crisis naar crisis, waar kan dan nog anders op gehoopt worden dan op een terugkeer naar die goedeoudetijd?
Opmerkelijk is dat juist het archaïsche, telkens wanneer dat beleefd wordt, zo overdonderend nieuw overkomt.
Het nieuwe in Tien is het oude inzicht dat het onbewuste een magneet is voor het bewuste, en omgekeerd; en het gras is altijd groener aan deoverkant. Deze spanning herbergt een spontaniteit die is losgemaakt van de persoonlijke geschiedenis en rede, en is in haar naïviteit net zo gevaarlijk als lucifers in de handen van een peuter. Bij het ontbreken van deze spontane kracht echter is de ontsnapping aan beperkende staten van bewustzijn niet mogelijk. Vluchtgedrag of regressies; het hoort er echt allemaal bij.
De nijging om steeds weer te vallen voor de keizers van de nieuwste mode heet conditionering of verslaving, en staat voor dwangmatige herhaling binnen een gering(d) bewustzijn. Elk ‘nieuwste’ een herhaling van het vorige ‘nieuwste’.
De verleiding het nieuws te volgen is voor velen onder ons moeilijk te weerstaan. Zou het nieuws ons tot spiegel dienen dan zou er voor deze massale verslaving nog iets te zeggen zijn.
Nieuws moet net als ’soap’ publiekstrekker zijn en publiek trek je met bloed, brood en spelen. Het volgen van de waan van de dag bemoeilijkt voortgang op dat archaïsche, tijdloze, pad van innerlijke ontwikkeling. Het beeld dat we van de werkelijkheid hebben zoekt voortdurend bevestiging in zichzelf. Het is zoals het is en daarmee is de kous af. Vanuit de spiegel gedacht wijst onze preoccupatie met geweld, seks en allerlei vormen van criminaliteit op diepgaande onvrede met hetgeen waar nieuws over zou moeten gaan; n.l.met een werkelijkheid die uiteindelijk gaat over die goede, oude weg - terug naar onze diepste herinneringen.
In het verwerven van een vollediger beeld van de machten en krachten van een scheppende manier van waarnemen werden de strengste leermeesters gezocht die de rol van wachter op zich namen die elke opkomende nijging het geleerde in praktijk te brengen (er nieuws van te maken) onderdrukte.
Dit is ook de reden waarom sjamaan of heler er geen moeite mee heeft toe te geven dat hij of zij niet de bewerkstelliger is van wonder of genezing; dat hij of zij slechts een medium is. Een niet egocentrische opstelling in deze is tot zoveel meer in staat dan we ons kunnen voorstellen. Sensatie is wat dat betreft een drijvende gesel voor iedereen die open wil staan voor waarheid en werkelijkheid.
Talenten moeten ontwikkeld worden; toch zal ik niemand de ontwikkeling-, laat staan beheersing van siddhis aanbevelen, vooral ook mijzelf niet. Ik heb zoekers die zich meesters waanden in geestelijke chaos terecht zien komen; op grond waarvan ik mij het verzet van de clerus tegen magische romans en films toch wel enigszins kan plaatsen, hoewel de motivering vermoedelijk van een enigszins andere aard is. Toch, een gewaarschuwd man telt voor twee. Macht, beheersing of dominantie kunnen echte monsters zijn; het vermogen en de noodzaak deze beesten te temmen ligt in de handen van elk afzonderlijk persoon. Maar hier loop ik vooruit op hoofdstuk 11.
Dat we ons in Tien aangemoedigd mogen voelen het vermogen tot waarnemen beter te leren kennen staat, wat mij betreft, buiten kijf. Er valt veel te leren van de oneindige veelzijdigheid waarmee we realiteit, illusie of innerlijke relatie kunnen waarnemen. Te zien wat er vanuit de bestaande bewustzijnstoestand ultiem te zien valt helpt allerlei wens- en angstlagen die dat uitzicht vertroebelden op te sporen en op te lossen in toenemend inzicht in onze innerlijke natuur. Het afstemmen van onze ervaringen aan innerlijke angsten en begeertes of aan nut en voordeel heeft die waarnemingen misvormd.
Als Christenkind ben ik opgevoed met het alziende oog van God, netjes ingelijst en zó opgehangen dat het direct op me afkwam als ik de woonkamer inliep.
De noodzaak dit ene strenge oog in mijzelf te vinden en te openen komt voort uit de richting van mijn onderzoek; het leren kennen van mijzelf. Niet alleen het zelf dat verbonden is met de notie van wat ik nu denk te zijn, maar dat hogere zelf dat meesterschap opeist over het illusoire lagere zelf, en waaraan dat lagere zelf zich zoekt over te geven.
Ik heb dat oog ook nodig als wachter die mij tegenhoudt wanneer mijn ego de resultaten van dit onderzoek zouden opeisen.
Het boven de eigen ervaring uitstijgen middels de ontwikkeling van taal en denken, heeft onze oorspronkelijkheid, ons vermogen tot onvertekend waarnemen gereduceerd tot een standpunt, een beeld van de wereld dat uniek is voor elke persoonlijkheid maar een dusdanige beperking van het geheim, dat ik bij gebrek aan beter ‘werkelijkheid’ noem, dat er steeds meer woorden nodig zijn om de gaping tussen ervaring en voorstelling nog enigszins te overbruggen. Bij deze stand van zaken is het niet verwonderlijk dat we in de waan leven bewogen te worden door toeval, ofwel door het Rad van Fortuin. De aanname van het beginsel van toeval sluit de rede uit en reduceert mij tot een betekenisloos veertje in de wind. Het gewicht van mijn theorieën is zo een veertje slechts tot last en kan maar beter over boord gezet worden.
Omdat onze denkbeelden, ook al zijn we nog zo geleerd, beperkt zijn en bovendien voor een belangrijk deel gevormd door angst en begeerte, is het beeld van een alsmaar draaiend Rad zo gek nog niet. Steeds weer diezelfde ambities, steeds weer diezelfde fortificaties, steeds weer diezelfde weigering af te rekenen met de gewichtigheid van een ego dat vol is van zichzelf en zich teweer stelt tegen die o zo vruchtbare-, maar o zo moeilijk vast te houden leegte.
Toenemende belangstelling de relatie tussen macrokosmos en microkosmos brengt aan het licht dat ons denken klein of groot genoeg kan zijn om nucleaire deeltjes of sterrennevels te bevatten, en hoe meer aandacht we richten op deze deeltjes en sterren, hoe meer we ons ervan bewust worden dat die deeltjes, al die op zichzelf staande gebeurtenissen of gedachtes vooral verwijzen naar de enorme ruimte waarin ze rondtollen. In Tien voel ik mij uitgenodigd me op die ‘lege’ ruimte te richten. Volgens Don Juan een wending van de ‘tonal’ naar de ‘nagual’. In mijn jargon een overgang van een lineair naar een associatief gebruik van onze mentale capaciteiten.
Wat ik hier vooral ook weeg is de overgang van het mannelijke of vrouwelijke naar het androgyne; zoekende naar manieren om de spanning tussen dualiteit en eenheid steeds op andere manier in beeld te brengen.
De tegenstellingen staan in constante relatie. Zonder ruimte, zonder afstand, zonder reiken en raken is relatie ondenkbaar, een opsteker voor geobsedeerde ‘lovers’ die de leegte van het alleen zijn niet op waarde weten te schatten.
Vanwege zijn afkomst behoort het tot de mogelijkheden van de Magiër om de Nul te herkennen als een grotere visie op de zogenaamde werkelijkheid.
Wat de Magiër betreft kan ik nooit alleen maar dat kind zijn van meneer en mevrouw Jansen, alleen maar dat dienstertje in Wimpy’s snelbuffet of alleen maar een oliebaron. Vanuit het punt waar de Magiër zich in mij projecteert is er de wetenschap dat hetgeen ik ben, woorden te boven gaat.
Het is de taal van Nul die ik in de komende cyclus tot klinken moet brengen. Een onmogelijke opdracht voor een mens, maar niet voor de Magiër, laat staan voor een Dwaas; en aangezien wij Dwaze Magiërs zijn met de bijna onwaarschijnlijke mogelijkheid op een goed moment een ‘volledig’ mens te worden, ziet mijn horizon er toch fortuinlijker uit dan ik zelf dacht te denken.
In de relaties die ruimte mogelijk maakt verwacht ik de schikking der Goden te herkennen; in de aspecten, in alle hoeken, driehoeken en conjuncties.
Mijn woorden, ook al zijn die slechts kleine tekens op een immens vlak, staan via de aspecten in relatie met alle tekens; ik hoef slechts de relaties te ontdekken.
Denken in relaties, dat is wat symbolisch of holistisch denken is, dat is wat Groene Taal wordt genoemd.
Het gaat niet alleen maar om de relaties die ik aan mijn woorden toedicht, maar vooral ook om de relatie met hetgeen woorden in mijzelf oproepen en teweeg brengen. Mijn woorden willen gevoeld worden, willen consequentie krijgen en ik wil mij bevrijden van de idee dat eenzaamheid er alleen maar is om mij een slecht gevoel te geven..
Een manier om vereenzelviging met de animistische conditie te bewerkstelligen waarin alle emanaties of geschapen fenomenen uitdrukking zijn van Grote Geest, ligt in het hervinden van iets dat we ‘schouwen’ noemen, en dat aan de ontwikkeling van het fysieke- en gefocuste kijken voorafging.
Het sluiten, maar vooral het uit focus brengen van de ogen, kunnen manieren zijn om hetgeen helderzienden het derde oog noemen te reactiveren. Het derde oog wordt beschouwd als een onstoffelijk (astraal) oog dat een astrale omgeving waarneemt.
Van die astrale waarneming kun je verwachten dat het ongewone beelden oplevert, en daarom misschien wel minder geschikt is voor de benodigde precisie in het zien en afschieten van prooi zoals dat in jacht of visserij wenselijk was en is. De aura te zien is datgene zien wat aan materialisatie vooraf ging.
Geïnteresseerd als ik ben in zelfgenezing stuitte ik al snel op het vermoeden dat het niet kunnen zien van de oorzaak van ziekte genezing erg lastig maakt.
De verworvenheden (siddhis) van het innerlijk pad, net als onze intuïties, zijn soms moeilijk te onderscheiden van het vermogen tot het verrichten van wonderen. De toepassing van geestelijke vermogens op het fysieke vlak wordt door geïnitieerden ontraden omdat ze ons kunnen opsluiten in een nieuwe attractie of verleiding. De egotrip! Spiritueel materialisme! Dat zijn valluiken die beter vermeden kunnen worden.
In het bewaken van de machten en krachten van een scheppende manier van waarnemen is de aanwezigheid van een robuuste waarnemer (het oog) een bonus. Deze vervult de rol van waker; noem het maar ‘geweten’. De nijging - het geleerde op oneigenlijke manier te interpreteren of toe te passen – moet onderdrukt worden. Wil ik een Heler zijn dan zal mijn innerlijk oog mijzelf voortdurend in de gaten moeten houden. Een bewuste en constante verbinding met dat oog legt een solide fundament met de gewetensfuncties, zoals ook de TIEN geboden hulp bieden in het nadenken over de noodzaak van juist handelen in het veredelingsproces waaraan we ons willen overgeven.
Ook al ben ik in voorgaande hoofdstukken niet altijd even inschikkelijk geweest ten aanzien van mijn wetenschappelijke broeders en zusters; ik kan geen fout vinden in een volgehouden concentratie op een deeltje. Integendeel totale concentratie schept openheid ten opzichte van de ruis die om elke aanname of om elk argument hangt, en die ik wellicht het totaal aan mogelijke relaties zou kunnen noemen. Want in hetgeen ik zoek te vinden in de betekenis van de cirkel, komt vooral ook het begrip ‘oneindigheid’ langs.
In het Sjamanisme is het langs een deeltje heenkijken een manier om dat deeltje op een andere manier- ofwel in verruimde samenhang te zien. Ontwikkeling van deze andersoortige gevoeligheid van het oog verbindt bewustzijn met vormen van tot op dat moment onbewuste mogelijkheden om verbinding te leggen met de ‘nagual’.
Een onderzoeker kan vragen stellen over bijvoorbeeld het verband tussen democratie en ontwikkelingsbeleid. Voor antwoorden kan contact opgenomen worden met economisch onderlegde politici of politiekgevoelige economen, maar er kan ook verder gekeken worden. Ondervoede derde wereldburgers of corrupte kolonels komen met heel andere antwoorden. Andere richtingen geven andere uitkomsten, waarzonder het onderzoek eendimensionaal blijft, of waarin de relatie met het onderzoeksobject niet echt gemaakt wordt. Objecten bestaan nu eenmaal niet los van de relaties die ze functie en inhoud geven. Wat het bewustzijn betreft bestaat een onderzoeksobject niet echt voor de onderzoeker als die geen ruimte maakt voor het totaal aan alle mogelijke relaties. Onmogelijk voor een mens, maar niet voor de inwonende Fool.
De manier van kijken van de onderzoeker bepaalt zijn mate van gevoeligheid voor de vraag achter de vraag, en de vraag die daar weer achter zit. Wanneer het onderzoek via reductie zo snel mogelijk wenst uit te komen bij een resultaat mogen we verwachten dat op een slechte dag dat resultaat zich tegen ons keert, zoals synthetische middelen zich tegen ons afweersysteem keren.
De holistische identiteit van de cirkel impliceert dat alles met alles verbonden is, en dat geen enkel deeltje geheel begrepen kan worden zonder openheid voor het geheel. Het poetsen van een schoen of het strelen van de huid van mijn geliefde komen in mijn zich steeds uitbreidend associatief bewustzijn steeds dichter bijeen. De idee de Geliefden uit te breiden tot alle ruimte die ik bevatten kan, verlost mij van ziekmakende exclusiviteit en geeft ego nieuwe motivatie zichzelf weg te cijferen ten gunste van een IK dat zich in alle ikken, ja zelfs in alle manifestaties, herkent.
Het Rad is omgeven met de gestalten van een Serpent, met die van Anubis de jakhals - en met de Grote Sfinx die door Carl Jung de Verschrikkelijke Moeder werd genoemd.
Serpent en Anubis draaien mee met het Rad, de Grote Sfinx zweeft daar bovenuit. Dat onder leiding van de Grote Moeder het boze het af lijkt te leggen tegen het goede geeft hoop en helpt Tien toch aan een feestje. Kaartleggers beschouwen de invloed van het Rad op de omliggende kaarten over het algemeen als gunstig. Dat moge zo zijn; beschouwing van de kaart doet vermoeden dat dit ballet van archetypen een iets gecompliceerder choreografie kent.
Gunstig en ongunstig, gelukkig en ongelukkig, ja zelfs goed en kwaad zijn kwalificaties die we herkennen in de omwentelingen van het Rad dat we zijn.
Symboliek lijkt maar al te vaak een spel te zijn van ‘pick and choose’. De slang bijvoorbeeld kan als symbool van het boze gezien worden, maar het is ook een voorstelling van kundalini; bijna alsof ‘de Hel’ en ‘de krachtbron voor onze transformatie’ één en hetzelfde ding zijn.
Dat goed en boos tegenover elkaar geplaatst zijn moet niet doen vergeten dat op het draaiende Wiel de posities voortdurend wisselen, dat wat zo-even opkwam thans ten onder gaat.
De slang of het serpent is (denk maar aan de tong) een dubbelzinnig beest. Verleiding en Hel liggen kennelijk in elkaars verlengde. Aan het begin van het leven is de slang de verwekker, aan het eind de wurger. Beschouwen we de slang als een afsluiting van de lagere getallen maar ook als het begin van de hogere getallen dan krijg ik de indruk dat de betekenis van mijn handelen en denken heel verschillend beoordeeld kan worden.
Het leek zo handig vaste waarden te mogen aannemen waarin goed altijd goed is en kwaad altijd kwaad. Het is echter niet het boze of het goede dat we hier onder zien gaan, maar mijn nijging om steeds maar te moeten kiezen tussen goed en kwaad, of daar een oordeel over te moeten hebben.
Na een hoogtepunt ervaren we neergang en lijkt het alsof we in een spirituele woestijn terecht gekomen zijn. In 2 x 10 zien we Oordeel opkomen waarin het opgeven van het denken in tegenstellingen de inleiding is van de extase in 21.
Tot nu toe moest ik nadenken over het verband tussen de ontwikkeling van moraliteit en de noodzaak altijd te moeten kiezen tussen een ja en een nee.
X met de opwaartse piramide en de neerwaartse piramide die elkaar raken. Onderwereld en bovenwereld zoals die model staan voor mijn doodsbewustzijn en levensbewustzijn, bepalen hoe mijn duiding uitpakt. Het levensbewustzijn zal zich sneller herkennen in het begin; het doodsbewustzijn associeert met het einde. Positief of negatief zijn geen objectieve kwaliteiten maar standpunten die bepaald worden door een gegeven staat van bewustzijn. In elke staat van bewustzijn werken de wetten weer een beetje anders, maar dat beetje heeft steeds weer grote gevolgen. ‘One person’s food is another person’s poison’! Alles moet beoordeeld worden binnen de eigen steeds verder te verruimen context.
Anubis, jakhals of hond is het fysieke lichaam, wachter en waker, trouwe dienaar en leraar in leven en sterven. Anubis is de Meester van het Mummificatieproces en gaat dus over vormkrachten die behouden moeten worden in de overgang van wereld naar onderwereld. Dat het hier om ongetemde vrouwelijke kracht gaat blijkt uit de associatie die Anubis heeft met karakters als Hecate, Lilith. Shiva of Asherah. De Godin hier is de manifestatie van de vrouwelijke drie-eenheid, en advocaat van een seksualiteit waarbij het mannelijke de onderliggende partij is. De eenbenige getallen komen nu in dienst te staan van mijn zoeken naar betekenis in de tweebenige getallen. Dat wat ik weet komt in dienst te staan van hetgeen ik niet weet. Niet logisch redeneren maar intuïtie, dat werd in Nul al aangekondigd, zal mijn reisgezel zijn. Onderscheidend denken of preoccupatie met geïsoleerde deeltjes is beperkend; associatief denken of bewustzijn van een oneindigheid aan relaties is bevrijdend.
In de tweebenige getallen gaat het in essentie altijd weer om relatie.
Van Anubis wordt gezegd dat hij een mysterie vertegenwoordigt waarover niet gesproken wordt. Dit gerucht is interessant en de duiding ervan laat ik graag over aan de lezer.
Wanneer het Wiel een bepaald toerental heeft bereikt slaat voor het oog de draairichting om. Vooruitkijkend naar de Gehangene (12) zie ik in het Wiel een omdraaiing van de betekenis die ik aan allerlei kwaliteiten in mijn leven heb gegeven. Mijn vraag is dan: ‘Is Anubis de omkering van de kwaliteiten van de slang?’ Wordt de nadruk die ik vandaag geef aan spirituele ontwikkeling morgen gerelativeerd tot een noodzaak juist in te zetten op lichamelijke- en dus zintuiglijke ontwikkeling, of vica versa?
Het verband tussen die twee wordt niet alleen gevormd door het feit dat ze aspecten zijn van dezelfde cirkel, maar ook door de eenheid van vooruit en achteruit die zichtbaar wordt wanneer de draaisnelheid van het wiel hoger wordt; een eenheid die meer is dan de som der delen.
Verandering van waarneming is verandering van bewustzijn, is verandering van de persoonlijk ervaren werkelijkheid. Aldus nijg ik er toe de Sfinx te beschouwen als een representatie van de versmelting tussen geest en beest (lichaam), en in een wijdere context als de versmelting tussen alle tegenstellingen. De verschrikkelijkheid van de Sfinx ligt er dan vooral in dat het nieuwe beeld dat een einde maakt aan het individuele bestaan van oude, afzonderlijke beelden die niet zelden met elkaar in strijd waren. Noem het maar rustig een stervensproces, en dood is bij gebrek aan vertrouwenwekkende informatie geen populaire tak van sport.
De zwevende positie van de Sfinx duidt in een evoluerende omgeving op een mutatiesprong, en verwijst als verdubbeling van Vijf (V) naar een boven mezelf uitstijgen. Astrale projectie maakt nu eenmaal deel uit van het interessegebied van een would-be magiër, waarmee Tien expressie is van een ambitie die ons voortdurend doet grijpen naar abstractie om aan de beperkingen van het huidige bewustzijn te ontkomen, abstractie die uiteindelijk noch in staat is het bewuste-, noch in staat is het onbewuste te beschrijven.
Het Rad is een kompas. Net als in de Nul beginnen we deze nieuwe reeks met een oriëntatie in een ruimte die wel en niet - niets of alles - is, een soort kwantum mechanisch knipperlicht.
Het Rad is een horoscoop. Voor navigatie in de fysieke wereld dient het kompas, voor navigatie in de (spirituele) binnenwereld gebruiken we de horoscoop, of meer in het algemeen: ‘een orakel!’.
De toevoeging van de Vier Evangelisten en de letter R, O, T en A bevestigt opnieuw dat het mengen van de vier elementen in al onze orakels de essentie is van het Grote Werk. ROTA, TORA, TROA en TARO zijn net als ‘Yod He Vau He’, de vier letters van een hoger bewustzijn dat wij God noemen, en die wij middels vergelijkingen in de binnenwereld (ofwel rond het onverlichte deel van onze psychologie) zoeken te plaatsen. Vuur staat model voor mijn Wil, Water voor mijn Gevoel, Lucht voor mijn Gedachte en Aarde verduidelijkt de aard van mijn Daad. Een man of vrouw uit EEN stuk te worden vergt deze innerlijke harmonisering.
Als 10 de keuze biedt tussen voortzetting van een gevestigde positie of het nemen van risico dan biedt voortschrijdend inzicht het gokje aan als de basishouding in het proces dat Jung individuatie noemt. Weliswaar vond Einstein niet dat God dobbelt, maar statistiek is in zichzelf een roulettetafel. Onze opvattingen dienaangaande komen voort uit de ervaring (of is het een overtuiging?) dat een gekwantificeerd verleden voorspellingen doet over de toekomst. Dit ondanks het feit dat de financiële wereld ons, zij het met tegenzin, meldt dat resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst.
Het onbekende laat zich zonder het nemen van risico’s niet veroveren. Dat al onze besluiten een gokelement bevatten geeft aan dat het weten wat we doen of waar we voor gaan drijfhout is in een zee van onzekerheid. Veel van onze zekerheden zijn begonnen in hypothese of aanname. In het soort bewustzijn dat TIEN aankleeft moet EEN voortdurend uit NUL putten, en als je geen idee hebt hoe dat werkt dan lijkt het zelfs alsof we zelf dat balletje zijn op de roulettetafel.
Noemen we dat gokje een afwijkende reactie op verwachtingen die ontleend kunnen worden aan gewoonte en traditie; de paradox wil dat zodra ik traditie ontken ik haar serieus moet nemen. Ontkenning is in wezen het opnieuw stellen van de zijnsvraag. Laat ik het bij de ontkenning dan ben ik een nihilist die via het Wiel wordt teruggezet naar af. Ik ben dan nog niet toe aan de inwijdingen van de Grote Arcana die in de tweede cyclus worden aangeboden.
Een Tarotlezer maakt zo ongeveer van gokken zijn beroep. Betekenis lijkt zoveel op het lezen van de onleesbare pagina’s zoals die in het onbewuste liggen opgeslagen. Wat aan de buitenkant niet anders dan gokken genoemd kan worden echter is aan de binnenkant de ontrolling van een weten dat alles wat we gezegd, gedacht of gedaan hebben toch spiegelbeelden zijn van element(aire), voor mijn part chemisch-elektrische, veranderingen in mix en samenstelling. Het Wiel is niet slechts de keus tussen karma en kans; het is bij de juiste draaisnelheid de integratie van die twee.
De wortel van Vier is Twee: links en rechts, Serpent en Jakhals.
Ik zie de slang die als fallus verantwoordelijk is voor het doen ontstaan van steeds nieuwe levens- en kennisvormen; allemaal dualiteiten met hun eigen binnen en buitenkant.
Anubis als tegenkracht stelt zich teweer tegen de gigantische groeidriften van de Slang. Anubis is de metafoor voor de reeds vastgelegde, reeds geïncarneerde energie; noem het maar ‘het establishment’. Het oude wil niet graag overweldigd worden door iets nieuws; zelfs niet als blijkt dat het echt nieuwe de herbeleving is van iets heel ouds.
In de herontdekking van de shamanistische sfeer, verbinden we ons met een reptielentijdperk, grote machtige geesten, ook wel draken genoemd, die het leven naar de aarde hebben gehaald.
Het wiel is een symbool voor beweging die aan de ene kant geremd wordt en aan de andere kant juist wordt versneld. De grote aantallen ongelukken op de weg bewijzen dat balans tussen al de verschillende en veranderlijke snelheden niet vanzelf komt.
Zonder een verschrikkelijke moeder komt er in deze fase van opvoeding niet veel terecht. Toch zijn de gruwelen die we onszelf aandoen de geschenken van een liefdevolle moeder die verder kijkt dan haar neus lang is. De resultaten van oud karma (8) die deel uitmaken van het onbewuste kunnen in concentraties op de Hogepriesters (2) tot bewustzijn worden gebracht.
Dat wat wij ons bewust kunnen zijn van ons lichaam danken we aan Anubis. Alle geschapen werkelijkheid zoals die door onze zintuigen worden waargenomen valt onder de invloedssfeer van Anubis.
Materiële werkelijkheid is vertraagde energie. Wanneer wij het over gewenste of ongewenste verschijningsvormen hebben, hebben we het gewoonlijk over een onderscheid in uiterlijkheden, terwijl het in wezen om een tempo- c.q. frequentieverschil gaat. Dat verschil kan niet aan de buitenkant van fenomenen gemeten worden. Daarom gaan we, als we over ‘onze toeren’ zijn, niet naar de chirurg maar naar psychiater of pastoraal werker. We hebben iemand nodig die ons helpt de aandacht op de innerlijke aandoeningen te versterken. De sjamaan maakt gebruik van een drum die een trance-lijn opent waarlangs hij (zij) zijn innerlijk reisdoel bereikt.
We kennen de hond ook als de bewaker van de kudde; net als een priester die zijn parochianen op het juiste spoor tracht te houden. De priester bereidt de levende voor op het eeuwige leven. Anubis gaat verder dan dat, en onderhoudt het doodsbewustzijn in de levenden, zodat de afstemming van microkosmos op makrokosmos plaats kan vinden. Deze functie is in modern priesterschap niet terug te vinden. Moderniteit heeft de dood buiten het leven geplaatst.
Alles komt voort uit de Nul en keert daar na ontbinding weer in terug. De slang die zichzelf in het stof wentelt is ook de slang die zichzelf opvreet. Dit lijkt onzinnig, tenzij we daar de nabije aanwezigheid van Anubis in herkennen.
Geschapen feiten lijken te noemen spoort mij aan mijn creatieve energie niet voortdurend te richten op de creatie van iets nieuws, maar die vooral ook te gebruiken voor het tot (eeuwig) leven wekken van het lijk dat ik zelf ben. Ik kan dit proces ook ‘het naar boven halen van onbewuste inhouden’ noemen. Allemaal oud nieuws! En toch.., zo verfrissend (vernieuwend), zo orgastisch om mee te maken!
Op een weg waar niets zeker is zoek ik zekerheid en meen die in kwantiteit, in de stof, en in het bewijs van het bestaan daarvan te vinden. De opstapeling van dode vormen is als een defensie tegen de persoonlijke dood. Al die onbuigzame regels die we hebben om handelen en denken in het gareel te houden. Denk maar aan het ‘godgegeven’ auteurs- of eigendomsrecht of aan de onzinnigheid van het stellen van ‘improduktieve’ vragen als, ‘is EEN + NUL altijd EEN?’
Voor de gedeelde- en dominante staat van bewustzijn is 1 + 0 altijd 1. Voor die andere staat van bewustzijn, eerder de ‘Nagual’ genoemd, kan 1 + 0 van alles zijn. Eenheid is dan ondeelbaar en 0 is de bron daarvan. Echter, als er geen ijzeren onderscheid is tussen 1, 2 of 3 bestaat, waar blijf ik dan nog met mijn mooie overzichtelijke rekenkunde.
Het kort houden van de fantasie houdt wellicht de rekening van hulpverleners laag, maar snijdt mij ook af van inzicht in het doorgaande scheppingsproces.
Ontkennen we de zo persoonlijke persoonlijkheid dan scheppen we ruimte voor een andere benadering. We zien dan dat ons lichaam een stoffelijk medium is dat middels lust en lijden aangeeft hoe geïncarneerde energie zich verhoudt tot de vrije energie waar het uit is voortgekomen. De EEN in de getallen terug te vinden als stapelmateriaal is simpel; de NUL te vinden in de wereld der verschijnselen dat is ‘another cup of tea’.
Het was geloof ik de persoonlijkheid, de autonome persoonlijkheid nog wel, die ons een ‘status aparte’ moest geven ten opzichte van de blinde en onpersoonlijke krachten van de natuur en van het collectief onbewuste. Met de fictie van de persoonlijkheid schiepen we een beeld dat niet overeenkomt met die van onze ware natuur, afstand scheppend tussen Geest en Beest. ‘Wij zijn geen dieren, wij zijn mensen’, heet het dan!
Maar wie was het die zei dat als het niet voor de hond was hij nooit geweten zou hebben wat woorden als ‘trouw’ of liefde’ betekenen?
De waan sterk te zijn of zwak, dik of dun, ziek of gezond, filmster of kluizenaar pint mij vast op bepaalde vibraties, op een bepaald nummer, op dat ene punt dat zo typerend is voor de persoonlijkheid die IK denk te zijn. Dat we elkaar of onszelf niet op een nummer moeten zetten weten we, maar eigenlijk doen we niet anders.
Onze armzalige identificaties met goud en goed verhinderen ons te zien dat deze slechts interessant zijn als symbool ofwel als verwijzing naar steeds diezelfde geheimzinnige bron waar voorstellingen als jakhals, slang of sfinx sinds de dageraad als archetypische modulaties gezamenlijk vorm geven aan de Nul en aan alles wat daar vervolgens uitgekropen is.
Beschouwen we de hond als de energie die vorm geeft aan trouw dan kunnen we het beeld van de Meester van de Mummificatie uitbreiden met een gevoelscomponent die toegevoegde waarde oplevert in het integratieproces van leven en dood; stroom en tegenstroom in bewustzijn, het ‘up and down’ van eb en vloed.
Verbinding met mijn superalerte hond schept de toegevoegde waarde van vertrouwen. De hond laat mij niet in de steek. Zijn trouw vind ik ook in een voortdurende oplettendheid mij tegen eigen misstappen of tegen aanvallen van buiten of van binnen te beschermen.
Het gaat in bovenstaande om grote energieën, om grote lusten en lasten. Maar Grote Geest beschermt ons met het beeld van de sfinx, de verschrikkelijke moeder die wanneer de leugen of de kapsones te groot wordt gehakt van mij maakt.
Wil ik leren van lust en lijden dan lijkt vereenzelviging met sfinx, een van onze alleroudste sculpturen, me een uitstekend idee. De angst alles te zijn is belichaamd in dit symbool, want alles is immer ook niets. Maar alles of niets; de eis alles met alles tot evenwichtige menging te brengen stuit in ‘Niets dat Alles is’ op de noodzaak ongebruikelijke methoden aan te wenden. Noem het fabelachtige methoden, zoals de Sfinx bekend staat als een fabeldier.
De pijn van eenzijdige overdrijving moet mij niet alleen behoeden voor het zwarte gat van mijn evolutieve toekomst maar beneemt mij ook de kracht op de ‘bekende’ weg door te gaan. Zo hang ik tussen verleden en toekomst. De Nul echter als kompas en chronometer in ruimte en tijd vertelt mij dat juist deze positie het hier en nu bevat waarvan Huxley vond dat we daar al ons bewustzijn op moeten richten. ‘Be aware’!
Eigenlijk is het wonderschoon. Anubis is het lichaam van onze werkelijkheid en de waakhond der goden die we door de Olympische schandaalpers hebben leren kennen als schenners van de maagdelijkheid, jaloers en oorlogszuchtig. De oorspronkelijke energie die onbewust is, amoreel en vormloos schept via schijnbaar chaotische processen steeds grotere rampen die vervolgens leiden tot ontwikkelingen in moreel besef. Grote Geest die als een kind zandbaksels bouwt en weer wegvaagt, maar leert en steeds hogere en complexere vormen onder de knie krijgt.
Dit leerproces kan niet sneller gaan dan de toename van bewustheid van de reeds geschapen vormen die middels - het hemd dat nader is dan de rok - zich in eerste instantie op bewustwording van het eigen fantastische, stoffelijke, zintuiglijke lichaam wil richten. Het verschil tussen scheppen en onderhoud doet denken aan de soms pijnlijke verschillen tussen mannelijke- en vrouwelijke standpunten.
De onvrede met het eigen uiterlijk en de correctiebusiness die zich daar op stort laat toch een zekere investeringsbereidheid in dat eigen lichaam zien, maar ook de oppervlakkigheid daarvan. Zoeken is mooi, maar het alsmaar in de verkeerde hoek zoeken plaatst ons steeds weer terug op dat punt waar we ons bedreigd, ledig en onvoldaan voelen.
Vreest niets behalve de vrees zelf! Wij hebben onze verschrikkelijke moeder nodig. Doe dit, doe dat niet! In de Sfinx vinden we de vier elementen terug, die in de kaart nog versterkt worden door een afbeelding van de vier Evangelisten.
De grote nadruk op de elementen in 10 geeft niet alleen een aanwijzing maar ook een inzicht.
* De aanwijzing is dat ontsluiting van betekenissen in relatie tot de tweebenige getallen niet mogelijk is als er niet voldoende menging heeft plaats gevonden in de elementen.
* Het inzicht is dat de ontwikkeling van moraal niet het gevolg is van een of ander abstract ideaal maar betrekking heeft op het in het evenwicht brengen van de vier elementen en een veel pragmatischer programma dient dan we geneigd zijn te denken.
Denk maar aan een bakker. Als het deeg niet goed is gemengd valt de kwaliteit van het brood tegen.
Als het eigen gedrag een benauwenis wordt, als het zelfbeeld wankelt, is het tijd de bestaande verhouding tussen emotionalteit, mentaliteit, perceptivititeit en creativiteit aan een onderzoek te onderwerpen.
De sfinx neemt ten opzichte van de cirkel de plaats in van een derde oog dat geopend moet worden zodat lust en lijden waargenomen kunnen worden op het moment van hun ontstaan, en niet als we al in een vergevorderd stadium van kanker, psychose of iets dergelijks verkeren.
Juist in het Wiel moet ik mezelf geen Rad voor de ogen draaien. Gezondheid en ziekte weerspiegelen een proces van aantrekking en loslaten. Simpelweg op te houden met dit, of juist te beginnen met dat levert echt niet altijd het gewenste resultaat. Ik moet er achter zien te komen waar die impulsen vandaan kwamen die mij zus of zo laten handelen, en onder welke omstandigheden die zich hebben ingebed in het arsenaal van mijn geconditioneerde reflexen.
In het sjamanistische gedachtegoed wordt een slechte menging geassocieerd met de afwezigheid van de ‘guardian spirit’.
Geweten, derde oog, afweersysteem of de sfinx zijn begrippen die makkelijk associeerbaar zijn met ‘guardian spirit’.
Meer nog dan aan het begin van de eenbenige getallen ben ik me er van bewust dat het symbolische systeem dat ik bezig ben op te richten mijn voornaamste referentiekader is; vergelijkbaar met een persoonlijke horoscoop of met de ‘Tree of Life’ waar de 10 Sferen vaste waarden zijn, onderling verbonden door 22 Paden, de 22 Grote Arcana in de Tarot.
Jezus sprak in vergelijkingen en onze grote openbaringsboeken staan vol metaforen.
Vergelijking, metafoor of symbool kunnen kijken transcenderen tot zien, en zien is kennen is macht; de macht om het menselijke, om het goddelijke in mijzelf op te sporen en tot expressie te brengen. Het Rad van Fortuin lijkt hier te willen zeggen: ‘Wie niet speelt die niet wint. Tot op heden heb ik geen boeiender spel gevonden dan het me eigen maken van een persoonlijk symbolisch systeem.
In bronnenonderzoek worden opvoeding en vorming vaak gezien als oorzaken van ellende. Ik bedenk dan maar dat het in mijn leven niet gaat om de deugdelijkheid van mijn opvoeders, maar om mijn eigen deugdelijkheid.
Het geeft niet als ik in Tien in zelfoverschatting mijn doelen en idealen hoog stel. In de nabijheid van de Fool mag ik aannemen wat ik wil, en ik vertrouw erop dat de sfinx een deugdelijk wachter is met meer ervaring dan ik.
In mijn zelfbespiegelingen en in mijn verkeer met andere zoekers bleken bepaalde aannames beter te werken dan andere. Ouders en opvoeders te zien als de uitvoerders van een plan dat de nog ongeboren ziel zelf heeft vastgesteld, kent een groot voordeel.
Immers de negatieve kant van de aanpassing kan nu aangewend worden als een agenda voor persoonlijke groei. Deze mertamorfose van slachtofferschap naar verantwoordelijkheid - die begint met erkenning- en herinterpretatie van lust en lijden - brengt de Kracht die we in Hoofdstuk 11 nodig hebben om het hangen in 12 wat comfortabeler te maken
‘Het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog ener naald, dan dat een rijke het koninkrijk Gods binnengaat’ Een naald is een EEN met een heel klein NULLETJE in de top, een soort gaatje in mijn kop; misschien wel dat beroemde derde oog.
Om deze Saturnale cirkel door te komen moeten goud en goed, alle beloningen voor de aanpassing aan waarden die niet van binnen uit kwamen, gerelativeerd worden.
De symboliek van de kameel verwijst naar de bereidheid van de geest zich te laten leiden door een hoger principe en uitsluiting te verdragen in naam van recht en waarheid.
En als het volk dan mort dat bij zulke eisen niemand ooit het Koninkrijk kan bereiken luidt het antwoord: ‘Dat niet bij de mensen maar wel bij Grote Geest alles mogelijk is’.
Wie zich wil aansluiten bij deze noodzakelijke nederigheid zal mij wellicht ook willen volgen in wat vanaf nu echt een tasten in het duister wordt.
Wil je niveauverschuivingen vieren, sla dan een radslag voor je lief. En heb je geen lief, doe het dan voor de kinderen. Zij vinden het prachtig en je creëert er geen slecht karma mee.
Mijn buurman die op nummer 10 woont vindt zichzelf een Man van Niks. Ik denk dat dat een goede basis oplevert voor een onderzoek naar wat IK nu eigenlijk is.
Joachim Bunders