Hoe ik deze stroom van aanbiedingen ook beoordeel; duidelijk is wel dat er behoefte bestaat aan ervaring die niet aan denken of taal is onderworpen, en dus ook aan duiding van deze ervaring.
Voor een deel zal deze belangstelling een reactie zijn op het eindeloze gekakel en gekraai dat onze vergader- en communicatiecultuur beheerst.
Of misschien is deze belangstelling het heimwee naar een staat van totale afhankelijkheid waarin beslissingen over leven en dood door omgevingsfactoren en niet door mijzelf genomen leken te worden. Het magische kind groeit op de voeding die hem wordt aangereikt. Dat verlies van juist het magische aspect deel uitmaakt van deze groei is de prijs die we betalen voor aanpassing- en deelname aan een zich eindeloos herhalende woordcultuur.
De wortel van een getal, de pit en de vrucht, het hart van de zaak; allemaal woordbeelden die doen vermoeden dat het scheppingsproces niet is opgelegd door een externe macht, maar steeds van binnenuit komt zoals het woord ontwikkeling ook aangeeft.
Intuïtie of openbaring werkt van binnen naar buiten. Een sjamaan kan dat wel opmerken maar kan niet voorkomen dat zelfs deze opmerking bijdraagt aan een proces waarin antwoorden gegeven of vermoed worden op vragen die nog niet gesteld zijn, hetgeen tot idee- c.q. woordfetisjisme-, dan wel tot esotericisme leidt. Als het uit de binnenwereld, als het uit mijzelf voortkomt, dan betekent dit dat ik (maar ook mijn trouwe lezer) de maat der dingen ben.
Een vriend die minstens honderd boeken over sjamanisme heeft gelezen is tot zijn mateloze ongenoegen nog steeds geen sjamaan. Deze vriend nam niet zichzelf de maat maar de schrijvers van boeken en artikelen. Had hij zijn tijd besteed aan zelfonderzoek dan was hij het verlangde doel waarschijnlijk dichter genaderd.
Mogelijk komt mijn wantrouwen ten aanzien van het modern esotericisme en sjamanisme voort uit de omstandigheid dat de overgang van de ene naar een andere staat van bewustzijn parallel loopt aan inzicht in de tegenstellingen, ook die van leven en dood.
In de acceptatie van de dood bevrijd ik me van een angst die ook ten grondslag ligt aan een taboe waar de duisternis van de onderwereld ofwel het onbewuste toe behoort.
Dat ik de schitteringen van de manifeste wereld niet opmerk, laat staan er mee kan communiceren staat in rechtstreeks verband met het in stand houden van dit taboe.
Een kenmerk van het originele sjamanisme was nu juist de inwijding in de eigen persoonlijke dood. Het moderne psychodrama kan ons in de buurt brengen van deze ervaring; in onze voorgeschiedenis werden kandidaten in de meest reële doodsnood gebracht die wij ons kunnen voorstellen. Dat liep, naar de maatstaven van de levenden, niet altijd goed af.
De bevrijding van deze angst echter neemt de obstakels weg die de weg naar een verruimd bewustzijn afsloten.
Inwijding was een discipline waar zelfs de Spartanen een puntje aan konden zuigen. Voor een op zijn comfort ingestelde westerling lijkt de rauwe, primitieve inwijdingsweg achterhaald en minder wenselijk. Naast salonsocialisme blijkt er een modern salonsjamanisme te zijn ontstaan.
Sjamanisme is nu nog slechts een stroming, iets waar ik me al of niet bij kan aansluiten. Dit soort collectiviteit, mag nu duidelijk zijn, wordt door mij beschouwd als een pleisterplaats die de Kluizenaar achter zich heeft gelaten.
Ik hoop dat een eventuele snelle lezer zich nu niet aangemoedigd voelt zich aan een kruis te laten spijkeren, maar zou dat wel zo zijn dan zie ik dat als een gevolg van mijn probleem om innerlijke ervaring te vertalen in een overeengekomen taal. In TIEN moet er uit een ander vaatje getapt worden.
Maar toch. De christelijke doop herinnert aan initiatietechnieken waarbij, stel ik mij zo voor, de kandidaat zo lang onder water werd gehouden dat hij het misschien wel, misschien niet overleefde.
Bijna-doodservaringen openen ook in onze tijd de ogen voor het feit dat we er al te lang bijliepen als levende doden, dat er voorbij onze woordenbrij ervaringen te vinden zijn die in geen enkele rationele verklaring passen.
Brengen we leven en dood terug tot het yinyang van elk hier en nu, waarin het ene moment sterft voor het volgende, waarin inademing leven betekent en uitademing de dood, dan hebben we alles in huis om de weg van de Sjamaan met succes in te slaan en kunnen we ons heel wat cursusgeld besparen.
Empathie is het waarnemen vanuit totale stilte. We vereenzelvigen onszelf met inhouden door er ons ‘volledig’ leeg voor te maken; door eigen commentaar en wil uit te schakelen. Hoe die totale ontvankelijkheid in stand te houden is heel wat ingewikkelder dan simpelweg te sterven.
Dat de Getallen van 10 tot en met 19 openen met 1, de Magiër, duidt er op dat we met de vereenzelviging van de eigen inhouden ons verstand moeten gebruiken. We begeven ons op levensgevaarlijk terrein waarin kleine misverstanden tot grote ongelukken kunnen leiden. Beschouw ik het eigen weten als een opening naar geweten dan verklaart dit mogelijk ook mijn voorbehoud het weten van anderen te accepteren als leidraad voor eventuele ontwikkelingen in deze schemergebieden van mijn geest. Juist geweten, net als opvattingen over schoonheid, normen of waarden, is een uniek persoonlijk koers.
Geweten is een lastig te vangen grootheid. Hier in TIEN wordt die onbekendheid mooi gerepresenteerd door de NUL.
Geweten is geen gedachte maar de aanwezigheid van een gevoel. Angst of schaamte; op het eerste gezicht weten we lang niet altijd waar díe vandaan komen, maar dat we er heel wat voor over hebben om dit soort aandoeningen te ontlopen met behulp van pillen, trance, hyperactiviteit of eindeloze ambitie mag duidelijk zijn.
Maar al te vaak is de eerste vraag die opkomt in het Wiel: ‘Hoe ontsnap ik eraan’? ‘Hoe ontsnap ik aan een onbegrijpelijk geworden (te kunstmatig) leven’? Of hoe ontsnap ik aan keuzes die ik ooit maakte en zelf niet meer begrijp.
Terug naar de natuur leek wel wat. Weg met dat verfoeide denken waarin het goede voortdurend wordt ingehaald door het betere, zo niet het beste! Dat is de dwaasheid van de NUL in TIEN, die het woord volmaaktheid wel uitspreekt maar daar helemaal niets meer bij ervaart. Dat is waar angst en schaamte vorm en inhoud krijgen.
We kunnen wel zeggen dat we onder onze maat leven; als die maat nooit genomen wordt dan blijft het allemaal erg vaag.
Wederom zien we de noodzaak de maatlatten van het vierkant in te zetten om de ware aard van angst en schaamte te achterhalen.
Hoe onwelkom dan ook, als angst en schaamte stormrammen zijn waarmee de gesloten conventie die ik ben open geramd kan worden dan, ook al is het met een zucht, leg ik mij neer bij dit ongerief.
In de lagere Getallen heb ik van alles aangenomen over begeerte, lijden en onthechting. Maar welke top ik ook bereikt heb, nergens deed zich die innerlijke chemische verandering voor die tot integratie van die top leidde en moest ik weer afdalen naar vormen van bewustzijn en gedrag die ik dacht achter me gelaten te hebben.
Of ik stel de verkeerde vraag, of mijn opvattingen over een eventuele gewenste ontwikkeling dienen bijgesteld te worden.
In de Grote van Dale wordt empathie uitsluitend gezien als een inleving in de ander. De inleving met de eigen innerlijke, maar grotendeels onbewuste inhouden, maakt geen deel uit van van Dale’s exegese.
In mijn optiek vallen ‘de onbekende ander’ en ‘de onbekende inhouden van mijn onbewuste’ samen in exact dezelfde Nul waar de Magiër (ik) zich voor geplaatst ziet.
Aandacht is ook een vorm van energie. Die uit alle macht los te laten op een medemens als oefening in het opvoeren van de persoonlijk empathische vermogens is zolang we niet precies weten wat er uitgewisseld wordt geen goed idee. Ik zelf ben een allegaartje van wenselijke en onwenselijke eigenschappen, en God weet wat ik allemaal achter laat in die ander, of wat ik van die ander naar mij toehaal. Om soortgelijke redenen ga ik niet met jan en alleman naar bed.
Het lijkt veiliger maar ook zuiverder die energetische verbinding met de eigen onbekende inhouden aan te gaan. Hier in Tien zouden dat dan de sjamanistische inhouden zijn. Die inhouden kunnen, net als de inhouden uit de andere drie sferen, gerepresenteerd worden door Tarotkaarten, een ‘medicine wheel’ of door welk orakel of groen boek dan ook; en bedenk dat de eigen biografie eveneens als een groen boek gelezen kan worden.
De inzet is het zoeken naar de onbekende oorsprong van al onze acties en reacties. Het is allemaal aanwezig in het geheugen. Om er bij te kunnen betreden we het labyrint van de symboliek.
Het eerste en oudste groene boek dat we kennen is ongetwijfeld dat van de Natuur. Kennis van de natuur is, vooral door de Roomse kerk geassocieerd met heksen (en dus met sjamanen). Kiezen we het pad van de sjamaan dan is het dempen van de kloof met de eigen natuur de eerste schrede.
Als westerling ben ik geneigd mijn bibliotheek in te duiken en te zien wat ik daar te weten kan komen over de sjamaan. Maar dan doe ik wat ik altijd heb gedaan, en de kennis die ik daar heb opgedaan heeft, zo bleek, niet bar veel invloed gehad op mijn ontsnapping aan het Rad.
In het me voorstellen wat Sjamanistisch bewustzijn is probeer ik terug te gaan in de tijd. Hoe was het voor dat we het Wiel uitvonden, voordat we uitzicht hadden op de mogelijkheid natuur ondergeschikt te maken aan het verlangen naar veiligheid, geborgenheid of overleving?
Hoe was het om een onlosmakelijk onderdeel te zijn van de totale natuur, en we nooit sneller gingen dan onze benen ons konden dragen?
In dienst van de Eenheid moet ik aannemen dat dat eerste menselijke bewustzijn reeds alle kiemen in zich had die later konden uitgroeien tot het mythische, het godsdienstige en het wetenschappelijke. Als kind van de natuur stonden we toen open voor wat we nu wellicht de oorzakelijke dimensie van die natuur zouden noemen. Die dimensie bestond uit energie die zichzelf manifesteerde in de tijdelijkheid en ruimtelijkheid van mineralen, dieren en planten, in aarde water, vuur en lucht, en natuurlijk ook in de mens. Ik stel mij de vorming van materie voor als een soort condensatieproces in de kern van uitgestrekte elektrische en magnetische velden (yin-yang), zoals we het menselijke lichaam zien als een oester in de schelp van zijn aura.
Als materie (natuur en alle werkelijkheid) gevolg is - dan is energie oorzaak. In een tijdperk waarin taal en rekenen nog niet ontwikkeld waren en bewustzijnvernauwing niet mogelijk was leefde de jonge mens in ongebroken eenheid met de geest van zijn wereld en zijn bestaan.
Eenheid wordt niet ervaren op het niveau van de fenomenen maar wel in de waarneming van energie die deze eindeloze veelvormigheid voortbrengt.
Ik kan me die natuurmens voorstellen als een verzameling van zintuigen die net als bij dieren een onvoorstelbaar bereik hebben.
Het Paradijs in het Oude Testament stond voor een staat van natuurlijkheid en onschuld die zich laat vergelijken met de animistische staat. Vóór de uitvinding van het Wiel, een toegepaste Nul, dan wel een nabootsing van de kringloop die in natuurlijke processen zo een essentiële rol spelen, was de relatie met dat punt een collectief gegeven. Iedereen in eigen kring (the tribe) deelde via ceremonieel, dans, muziek, drugs enz. in de manier waarop contact werd gemaakt met wat nu nog steeds “Grote Geest’ wordt genoemd, de innerlijke bron van alle manifestaties.
Eigenlijk is het ontstaan van de rol van Sjamaan al een verwijdering van deze oorspronkelijk collectieve ervaring. Maar zoals gezegd, in potentie was die primitieve mens niet zo afwijkend van wat wij nu denken te zijn als wel wordt aangenomen. Het ontstaan van rollen (persoonlijkheden) was een randvoorwaarde voor de ontwikkeling van het ‘ik’, ofwel van een persoonlijke moraliteit, van die lastige noodzaak keuzes te maken op grond van wat ik zelf denk te willen, te kunnen en te zijn.
Colin Wilson had het over de X factor, en X is de Romeinse Tien, symbool van ‘het onbekende’ en het ‘mysterieuze’. In de kleine scheurtjes die soms ontstaan in onze bepantsering zijn we even terug in die natuurfase. Dan stopt het Wiel voor een moment en staan we in innerlijk contact met de eigen oorspronkelijkheid. Sommigen noemen dat inspiratie, anderen een spirituele ervaring; een wonder of een paranormale gebeurtenis.
10 = 1+ 0 = 1. Om het contact met het verborgen mysterie te herstellen moeten we contact maken met de eigen innerlijke representatie van dat mysterie. Aanwending van sjamanistische technieken kan daarbij behulpzaam zijn. Voor de een zal een meditatief beeld van langzaam optrekkende mist van dienst zijn, voor een ander zal eenwording met de rook van een Marihuana sigaret voldoen, terwijl ikzelf het meeste baat heb bij het ontstaan van innerlijke chaos en crisis; toestanden die ook in het stenen tijdperk niet onbekend waren. Zonder crisis zou er helemaal geen markt zijn geweest voor een sjamaan zoals ik die voor mij zie!
Om ziel en zaligheid te investeren in welk beeld of welke techniek dan ook lijkt me eenzijdig en lost mijn dubbelheid niet op. Als sjamanisme de verlichte heilstaat was dan zou die niet vervormd zijn door andere staten, de eerder genoemde sferen. Ontwikkeling van rol, taal, denken en beheersing zijn niet weg te denken uit de ontwikkelingen die mijn huidige staat van bewustzijn hebben voortgebracht. Eenheid zoek ik niet in het ene maar in de integratie van de veelheid. Het symbool van yin en yang verwijst daar naar.
Om die integratie tot stand te brengen moet ik me ervan bewust zijn dat die integratie zich afspeelt in een cirkel die wij als een lege ruimte ervaren.
Stel ik me de die lege ruimte voor als de verdwijning van alle afstand tussen dit en dat, tussen boven en beneden of tussen yin en yang dan kom ik toch weer heel dicht bij de idee van empathie.
Dat 10 begint met een 1 en vervolgens in 10 (1 + 0 =) 1 blijft, ook al maakt die 1 nu deel uit van iets dat uit 2 cijfers bestaat, beschouw ik als een bevestiging van mijn vermoeden dat mijn ervaring van een ‘ik’ een stap is op weg naar mijn diepere aanleg. Vereniging (6) met wat ‘ik’ de 4 cycli (sferen) noem, is de procedure die mijn reflectie op de getallen ter overweging aanbiedt.
Omdat de Twee over de vrouwelijke kwaliteiten gaat moeten wij mannen en vrouwen die kwaliteiten zoeken en tot bewustzijn brengen.
Dat sommige mannen in mijn omgeving al bijna net zo vaak in de spiegel kijken als we dat van de vrouw gewend waren (sorry voor de generalisaties) is al een stapje in de richting van de primitief die nog niet gescheiden was van zijn magische of orgastische belevingswereld. Ik gebruik het woord orgastisch omdat dit zo dicht komt bij de trance die zo een belangrijke rol speelde (en speelt) in de vereniging met een sacrale of kosmische werkelijkheid.
Als er geen spiegelmagie bestond zou die moeten worden uitgevonden. En dat doen we, want ijdelheid is een onderdeel van het soort opvattingen dat wij hebben over het IK. IJdelheid gaat tenslotte over een soort van nietigheid waar ik ook mee geconfronteerd word wanneer ik over de leegte van NUL nadenk.