maandag 23 december 2024

personal4

Artikelindex

EEN was het nieuwe, maar wat is er nieuw in 10?

En God zag dat het goed was. Als al het goede achter ons ligt; wanneer we alle innerlijke schatten hebben ingewisseld voor de grote vooruitgang in techniek en politiek met haar onuitroeibare geloof in ‘social engineering’, mogen we dan nog vooruitgang verwachten. Als we steeds afhankelijker worden, of als we leven van crisis naar crisis, waar kan dan nog anders op gehoopt worden dan op een terugkeer naar die goedeoudetijd?

Opmerkelijk is dat juist het archaïsche, telkens wanneer dat beleefd wordt, zo overdonderend nieuw overkomt.
Het nieuwe in Tien is het oude inzicht dat het onbewuste een magneet is voor het bewuste, en omgekeerd; en het gras is altijd groener aan deoverkant. Deze spanning herbergt een spontaniteit die is losgemaakt van de persoonlijke geschiedenis en rede, en is in haar naïviteit net zo gevaarlijk als lucifers in de handen van een peuter. Bij het ontbreken van deze spontane kracht echter is de ontsnapping aan beperkende staten van bewustzijn niet mogelijk. Vluchtgedrag of regressies; het hoort er echt allemaal bij.

De nijging om steeds weer te vallen voor de keizers van de nieuwste mode heet conditionering of verslaving, en staat voor dwangmatige herhaling binnen een gering(d) bewustzijn. Elk ‘nieuwste’ een herhaling van het vorige ‘nieuwste’.

De verleiding het nieuws te volgen is voor velen onder ons moeilijk te weerstaan. Zou het nieuws ons tot spiegel dienen dan zou er voor deze massale verslaving nog iets te zeggen zijn.

Nieuws moet net als ’soap’ publiekstrekker zijn en publiek trek je met bloed, brood en spelen. Het volgen van de waan van de dag bemoeilijkt voortgang op dat archaïsche, tijdloze, pad van innerlijke ontwikkeling. Het beeld dat we van de werkelijkheid hebben zoekt voortdurend bevestiging in zichzelf. Het is zoals het is en daarmee is de kous af. Vanuit de spiegel gedacht wijst onze preoccupatie met geweld, seks en allerlei vormen van criminaliteit op diepgaande onvrede met hetgeen waar nieuws over zou moeten gaan; n.l.met een werkelijkheid die uiteindelijk gaat over die goede, oude weg - terug naar onze diepste herinneringen.

In het verwerven van een vollediger beeld van de machten en krachten van een scheppende manier van waarnemen werden de strengste leermeesters gezocht die de rol van wachter op zich namen die elke opkomende nijging het geleerde in praktijk te brengen (er nieuws van te maken) onderdrukte.

Dit is ook de reden waarom sjamaan of heler er geen moeite mee heeft toe te geven dat hij of zij niet de bewerkstelliger is van wonder of genezing; dat hij of zij slechts een medium is. Een niet egocentrische opstelling in deze is tot zoveel meer in staat dan we ons kunnen voorstellen. Sensatie is wat dat betreft een drijvende gesel voor iedereen die open wil staan voor waarheid en werkelijkheid.

Talenten moeten ontwikkeld worden; toch zal ik niemand de ontwikkeling-, laat staan beheersing van siddhis aanbevelen, vooral ook mijzelf niet. Ik heb zoekers die zich meesters waanden in geestelijke chaos terecht zien komen; op grond waarvan ik mij het verzet van de clerus tegen magische romans en films toch wel enigszins kan plaatsen, hoewel de motivering vermoedelijk van een enigszins andere aard is. Toch, een gewaarschuwd man telt voor twee. Macht, beheersing of dominantie kunnen echte monsters zijn; het vermogen en de noodzaak deze beesten te temmen ligt in de handen van elk afzonderlijk persoon. Maar hier loop ik vooruit op hoofdstuk 11.

Dat we ons in Tien aangemoedigd mogen voelen het vermogen tot waarnemen beter te leren kennen staat, wat mij betreft, buiten kijf. Er valt veel te leren van de oneindige veelzijdigheid waarmee we realiteit, illusie of innerlijke relatie kunnen waarnemen. Te zien wat er vanuit de bestaande bewustzijnstoestand ultiem te zien valt helpt allerlei wens- en angstlagen die dat uitzicht vertroebelden op te sporen en op te lossen in toenemend inzicht in onze innerlijke natuur. Het afstemmen van onze ervaringen aan innerlijke angsten en begeertes of aan nut en voordeel heeft die waarnemingen misvormd.

Als Christenkind ben ik opgevoed met het alziende oog van God, netjes ingelijst en zó opgehangen dat het direct op me afkwam als ik de woonkamer inliep.

De noodzaak dit ene strenge oog in mijzelf te vinden en te openen komt voort uit de richting van mijn onderzoek; het leren kennen van mijzelf. Niet alleen het zelf dat verbonden is met de notie van wat ik nu denk te zijn, maar dat hogere zelf dat meesterschap opeist over het illusoire lagere zelf, en waaraan dat lagere zelf zich zoekt over te geven.
Ik heb dat oog ook nodig als wachter die mij tegenhoudt wanneer mijn ego de resultaten van dit onderzoek zouden opeisen.

Het boven de eigen ervaring uitstijgen middels de ontwikkeling van taal en denken, heeft onze oorspronkelijkheid, ons vermogen tot onvertekend waarnemen gereduceerd tot een standpunt, een beeld van de wereld dat uniek is voor elke persoonlijkheid maar een dusdanige beperking van het geheim, dat ik bij gebrek aan beter ‘werkelijkheid’ noem, dat er steeds meer woorden nodig zijn om de gaping tussen ervaring en voorstelling nog enigszins te overbruggen. Bij deze stand van zaken is het niet verwonderlijk dat we in de waan leven bewogen te worden door toeval, ofwel door het Rad van Fortuin. De aanname van het beginsel van toeval sluit de rede uit en reduceert mij tot een betekenisloos veertje in de wind. Het gewicht van mijn theorieën is zo een veertje slechts tot last en kan maar beter over boord gezet worden.

Omdat onze denkbeelden, ook al zijn we nog zo geleerd, beperkt zijn en bovendien voor een belangrijk deel gevormd door angst en begeerte, is het beeld van een alsmaar draaiend Rad zo gek nog niet. Steeds weer diezelfde ambities, steeds weer diezelfde fortificaties, steeds weer diezelfde weigering af te rekenen met de gewichtigheid van een ego dat vol is van zichzelf en zich teweer stelt tegen die o zo vruchtbare-, maar o zo moeilijk vast te houden leegte.

Toenemende belangstelling de relatie tussen macrokosmos en microkosmos brengt aan het licht dat ons denken klein of groot genoeg kan zijn om nucleaire deeltjes of sterrennevels te bevatten, en hoe meer aandacht we richten op deze deeltjes en sterren, hoe meer we ons ervan bewust worden dat die deeltjes, al die op zichzelf staande gebeurtenissen of gedachtes vooral verwijzen naar de enorme ruimte waarin ze rondtollen. In Tien voel ik mij uitgenodigd me op die ‘lege’ ruimte te richten. Volgens Don Juan een wending van de ‘tonal’ naar de ‘nagual’. In mijn jargon een overgang van een lineair naar een associatief gebruik van onze mentale capaciteiten.

Wat ik hier vooral ook weeg is de overgang van het mannelijke of vrouwelijke naar het androgyne; zoekende naar manieren om de spanning tussen dualiteit en eenheid steeds op andere manier in beeld te brengen.
De tegenstellingen staan in constante relatie. Zonder ruimte, zonder afstand, zonder reiken en raken is relatie ondenkbaar, een opsteker voor geobsedeerde ‘lovers’ die de leegte van het alleen zijn niet op waarde weten te schatten.

Vanwege zijn afkomst behoort het tot de mogelijkheden van de Magiër om de Nul te herkennen als een grotere visie op de zogenaamde werkelijkheid.

Wat de Magiër betreft kan ik nooit alleen maar dat kind zijn van meneer en mevrouw Jansen, alleen maar dat dienstertje in Wimpy’s snelbuffet of alleen maar een oliebaron. Vanuit het punt waar de Magiër zich in mij projecteert is er de wetenschap dat hetgeen ik ben, woorden te boven gaat.

Het is de taal van Nul die ik in de komende cyclus tot klinken moet brengen. Een onmogelijke opdracht voor een mens, maar niet voor de Magiër, laat staan voor een Dwaas; en aangezien wij Dwaze Magiërs zijn met de bijna onwaarschijnlijke mogelijkheid op een goed moment een ‘volledig’ mens te worden, ziet mijn horizon er toch fortuinlijker uit dan ik zelf dacht te denken.
In de relaties die ruimte mogelijk maakt verwacht ik de schikking der Goden te herkennen; in de aspecten, in alle hoeken, driehoeken en conjuncties.

Mijn woorden, ook al zijn die slechts kleine tekens op een immens vlak, staan via de aspecten in relatie met alle tekens; ik hoef slechts de relaties te ontdekken.

Denken in relaties, dat is wat symbolisch of holistisch denken is, dat is wat Groene Taal wordt genoemd.
Het gaat niet alleen maar om de relaties die ik aan mijn woorden toedicht, maar vooral ook om de relatie met hetgeen woorden in mijzelf oproepen en teweeg brengen. Mijn woorden willen gevoeld worden, willen consequentie krijgen en ik wil mij bevrijden van de idee dat eenzaamheid er alleen maar is om mij een slecht gevoel te geven..

Een manier om vereenzelviging met de animistische conditie te bewerkstelligen waarin alle emanaties of geschapen fenomenen uitdrukking zijn van Grote Geest, ligt in het hervinden van iets dat we ‘schouwen’ noemen, en dat aan de ontwikkeling van het fysieke- en gefocuste kijken voorafging.

Het sluiten, maar vooral het uit focus brengen van de ogen, kunnen manieren zijn om hetgeen helderzienden het derde oog noemen te reactiveren. Het derde oog wordt beschouwd als een onstoffelijk (astraal) oog dat een astrale omgeving waarneemt.

Van die astrale waarneming kun je verwachten dat het ongewone beelden oplevert, en daarom misschien wel minder geschikt is voor de benodigde precisie in het zien en afschieten van prooi zoals dat in jacht of visserij wenselijk was en is. De aura te zien is datgene zien wat aan materialisatie vooraf ging.

Geïnteresseerd als ik ben in zelfgenezing stuitte ik al snel op het vermoeden dat het niet kunnen zien van de oorzaak van ziekte genezing erg lastig maakt.

De verworvenheden (siddhis) van het innerlijk pad, net als onze intuïties, zijn soms moeilijk te onderscheiden van het vermogen tot het verrichten van wonderen. De toepassing van geestelijke vermogens op het fysieke vlak wordt door geïnitieerden ontraden omdat ze ons kunnen opsluiten in een nieuwe attractie of verleiding. De egotrip! Spiritueel materialisme! Dat zijn valluiken die beter vermeden kunnen worden.

In het bewaken van de machten en krachten van een scheppende manier van waarnemen is de aanwezigheid van een robuuste waarnemer (het oog) een bonus. Deze vervult de rol van waker; noem het maar ‘geweten’. De nijging - het geleerde op oneigenlijke manier te interpreteren of toe te passen – moet onderdrukt worden. Wil ik een Heler zijn dan zal mijn innerlijk oog mijzelf voortdurend in de gaten moeten houden. Een bewuste en constante verbinding met dat oog legt een solide fundament met de gewetensfuncties, zoals ook de TIEN geboden hulp bieden in het nadenken over de noodzaak van juist handelen in het veredelingsproces waaraan we ons willen overgeven.

Ook al ben ik in voorgaande hoofdstukken niet altijd even inschikkelijk geweest ten aanzien van mijn wetenschappelijke broeders en zusters; ik kan geen fout vinden in een volgehouden concentratie op een deeltje. Integendeel totale concentratie schept openheid ten opzichte van de ruis die om elke aanname of om elk argument hangt, en die ik wellicht het totaal aan mogelijke relaties zou kunnen noemen. Want in hetgeen ik zoek te vinden in de betekenis van de cirkel, komt vooral ook het begrip ‘oneindigheid’ langs.

In het Sjamanisme is het langs een deeltje heenkijken een manier om dat deeltje op een andere manier- ofwel in verruimde samenhang te zien. Ontwikkeling van deze andersoortige gevoeligheid van het oog verbindt bewustzijn met vormen van tot op dat moment onbewuste mogelijkheden om verbinding te leggen met de ‘nagual’.

Een onderzoeker kan vragen stellen over bijvoorbeeld het verband tussen democratie en ontwikkelingsbeleid. Voor antwoorden kan contact opgenomen worden met economisch onderlegde politici of politiekgevoelige economen, maar er kan ook verder gekeken worden. Ondervoede derde wereldburgers of corrupte kolonels komen met heel andere antwoorden. Andere richtingen geven andere uitkomsten, waarzonder het onderzoek eendimensionaal blijft, of waarin de relatie met het onderzoeksobject niet echt gemaakt wordt. Objecten bestaan nu eenmaal niet los van de relaties die ze functie en inhoud geven. Wat het bewustzijn betreft bestaat een onderzoeksobject niet echt voor de onderzoeker als die geen ruimte maakt voor het totaal aan alle mogelijke relaties. Onmogelijk voor een mens, maar niet voor de inwonende Fool.

De manier van kijken van de onderzoeker bepaalt zijn mate van gevoeligheid voor de vraag achter de vraag, en de vraag die daar weer achter zit. Wanneer het onderzoek via reductie zo snel mogelijk wenst uit te komen bij een resultaat mogen we verwachten dat op een slechte dag dat resultaat zich tegen ons keert, zoals synthetische middelen zich tegen ons afweersysteem keren.

De holistische identiteit van de cirkel impliceert dat alles met alles verbonden is, en dat geen enkel deeltje geheel begrepen kan worden zonder openheid voor het geheel. Het poetsen van een schoen of het strelen van de huid van mijn geliefde komen in mijn zich steeds uitbreidend associatief bewustzijn steeds dichter bijeen. De idee de Geliefden uit te breiden tot alle ruimte die ik bevatten kan, verlost mij van ziekmakende exclusiviteit en geeft ego nieuwe motivatie zichzelf weg te cijferen ten gunste van een IK dat zich in alle ikken, ja zelfs in alle manifestaties, herkent.

Het Rad is omgeven met de gestalten van een Serpent, met die van Anubis de jakhals - en met de Grote Sfinx die door Carl Jung de Verschrikkelijke Moeder werd genoemd.

Serpent en Anubis draaien mee met het Rad, de Grote Sfinx zweeft daar bovenuit. Dat onder leiding van de Grote Moeder het boze het af lijkt te leggen tegen het goede geeft hoop en helpt Tien toch aan een feestje. Kaartleggers beschouwen de invloed van het Rad op de omliggende kaarten over het algemeen als gunstig. Dat moge zo zijn; beschouwing van de kaart doet vermoeden dat dit ballet van archetypen een iets gecompliceerder choreografie kent.
Gunstig en ongunstig, gelukkig en ongelukkig, ja zelfs goed en kwaad zijn kwalificaties die we herkennen in de omwentelingen van het Rad dat we zijn.

Symboliek lijkt maar al te vaak een spel te zijn van ‘pick and choose’. De slang bijvoorbeeld kan als symbool van het boze gezien worden, maar het is ook een voorstelling van kundalini; bijna alsof ‘de Hel’ en ‘de krachtbron voor onze transformatie’ één en hetzelfde ding zijn.

Dat goed en boos tegenover elkaar geplaatst zijn moet niet doen vergeten dat op het draaiende Wiel de posities voortdurend wisselen, dat wat zo-even opkwam thans ten onder gaat.

De slang of het serpent is (denk maar aan de tong) een dubbelzinnig beest. Verleiding en Hel liggen kennelijk in elkaars verlengde. Aan het begin van het leven is de slang de verwekker, aan het eind de wurger. Beschouwen we de slang als een afsluiting van de lagere getallen maar ook als het begin van de hogere getallen dan krijg ik de indruk dat de betekenis van mijn handelen en denken heel verschillend beoordeeld kan worden.

Het leek zo handig vaste waarden te mogen aannemen waarin goed altijd goed is en kwaad altijd kwaad. Het is echter niet het boze of het goede dat we hier onder zien gaan, maar mijn nijging om steeds maar te moeten kiezen tussen goed en kwaad, of daar een oordeel over te moeten hebben.

Na een hoogtepunt ervaren we neergang en lijkt het alsof we in een spirituele woestijn terecht gekomen zijn. In 2 x 10 zien we Oordeel opkomen waarin het opgeven van het denken in tegenstellingen de inleiding is van de extase in 21.
Tot nu toe moest ik nadenken over het verband tussen de ontwikkeling van moraliteit en de noodzaak altijd te moeten kiezen tussen een ja en een nee.

X met de opwaartse piramide en de neerwaartse piramide die elkaar raken. Onderwereld en bovenwereld zoals die model staan voor mijn doodsbewustzijn en levensbewustzijn, bepalen hoe mijn duiding uitpakt. Het levensbewustzijn zal zich sneller herkennen in het begin; het doodsbewustzijn associeert met het einde. Positief of negatief zijn geen objectieve kwaliteiten maar standpunten die bepaald worden door een gegeven staat van bewustzijn. In elke staat van bewustzijn werken de wetten weer een beetje anders, maar dat beetje heeft steeds weer grote gevolgen. ‘One person’s food is another person’s poison’! Alles moet beoordeeld worden binnen de eigen steeds verder te verruimen context.

Anubis, jakhals of hond is het fysieke lichaam, wachter en waker, trouwe dienaar en leraar in leven en sterven. Anubis is de Meester van het Mummificatieproces en gaat dus over vormkrachten die behouden moeten worden in de overgang van wereld naar onderwereld. Dat het hier om ongetemde vrouwelijke kracht gaat blijkt uit de associatie die Anubis heeft met karakters als Hecate, Lilith. Shiva of Asherah. De Godin hier is de manifestatie van de vrouwelijke drie-eenheid, en advocaat van een seksualiteit waarbij het mannelijke de onderliggende partij is. De eenbenige getallen komen nu in dienst te staan van mijn zoeken naar betekenis in de tweebenige getallen. Dat wat ik weet komt in dienst te staan van hetgeen ik niet weet. Niet logisch redeneren maar intuïtie, dat werd in Nul al aangekondigd, zal mijn reisgezel zijn. Onderscheidend denken of preoccupatie met geïsoleerde deeltjes is beperkend; associatief denken of bewustzijn van een oneindigheid aan relaties is bevrijdend.

In de tweebenige getallen gaat het in essentie altijd weer om relatie.
Van Anubis wordt gezegd dat hij een mysterie vertegenwoordigt waarover niet gesproken wordt. Dit gerucht is interessant en de duiding ervan laat ik graag over aan de lezer.

Wanneer het Wiel een bepaald toerental heeft bereikt slaat voor het oog de draairichting om. Vooruitkijkend naar de Gehangene (12) zie ik in het Wiel een omdraaiing van de betekenis die ik aan allerlei kwaliteiten in mijn leven heb gegeven. Mijn vraag is dan: ‘Is Anubis de omkering van de kwaliteiten van de slang?’ Wordt de nadruk die ik vandaag geef aan spirituele ontwikkeling morgen gerelativeerd tot een noodzaak juist in te zetten op lichamelijke- en dus zintuiglijke ontwikkeling, of vica versa?
Het verband tussen die twee wordt niet alleen gevormd door het feit dat ze aspecten zijn van dezelfde cirkel, maar ook door de eenheid van vooruit en achteruit die zichtbaar wordt wanneer de draaisnelheid van het wiel hoger wordt; een eenheid die meer is dan de som der delen.

Verandering van waarneming is verandering van bewustzijn, is verandering van de persoonlijk ervaren werkelijkheid. Aldus nijg ik er toe de Sfinx te beschouwen als een representatie van de versmelting tussen geest en beest (lichaam), en in een wijdere context als de versmelting tussen alle tegenstellingen. De verschrikkelijkheid van de Sfinx ligt er dan vooral in dat het nieuwe beeld dat een einde maakt aan het individuele bestaan van oude, afzonderlijke beelden die niet zelden met elkaar in strijd waren. Noem het maar rustig een stervensproces, en dood is bij gebrek aan vertrouwenwekkende informatie geen populaire tak van sport.

De zwevende positie van de Sfinx duidt in een evoluerende omgeving op een mutatiesprong, en verwijst als verdubbeling van Vijf (V) naar een boven mezelf uitstijgen. Astrale projectie maakt nu eenmaal deel uit van het interessegebied van een would-be magiër, waarmee Tien expressie is van een ambitie die ons voortdurend doet grijpen naar abstractie om aan de beperkingen van het huidige bewustzijn te ontkomen, abstractie die uiteindelijk noch in staat is het bewuste-, noch in staat is het onbewuste te beschrijven.

Het Rad is een kompas. Net als in de Nul beginnen we deze nieuwe reeks met een oriëntatie in een ruimte die wel en niet - niets of alles - is, een soort kwantum mechanisch knipperlicht.
Het Rad is een horoscoop. Voor navigatie in de fysieke wereld dient het kompas, voor navigatie in de (spirituele) binnenwereld gebruiken we de horoscoop, of meer in het algemeen: ‘een orakel!’.

De toevoeging van de Vier Evangelisten en de letter R, O, T en A bevestigt opnieuw dat het mengen van de vier elementen in al onze orakels de essentie is van het Grote Werk. ROTA, TORA, TROA en TARO zijn net als ‘Yod He Vau He’, de vier letters van een hoger bewustzijn dat wij God noemen, en die wij middels vergelijkingen in de binnenwereld (ofwel rond het onverlichte deel van onze psychologie) zoeken te plaatsen. Vuur staat model voor mijn Wil, Water voor mijn Gevoel, Lucht voor mijn Gedachte en Aarde verduidelijkt de aard van mijn Daad. Een man of vrouw uit EEN stuk te worden vergt deze innerlijke harmonisering.

Als 10 de keuze biedt tussen voortzetting van een gevestigde positie of het nemen van risico dan biedt voortschrijdend inzicht het gokje aan als de basishouding in het proces dat Jung individuatie noemt. Weliswaar vond Einstein niet dat God dobbelt, maar statistiek is in zichzelf een roulettetafel. Onze opvattingen dienaangaande komen voort uit de ervaring (of is het een overtuiging?) dat een gekwantificeerd verleden voorspellingen doet over de toekomst. Dit ondanks het feit dat de financiële wereld ons, zij het met tegenzin, meldt dat resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst.
Het onbekende laat zich zonder het nemen van risico’s niet veroveren. Dat al onze besluiten een gokelement bevatten geeft aan dat het weten wat we doen of waar we voor gaan drijfhout is in een zee van onzekerheid. Veel van onze zekerheden zijn begonnen in hypothese of aanname. In het soort bewustzijn dat TIEN aankleeft moet EEN voortdurend uit NUL putten, en als je geen idee hebt hoe dat werkt dan lijkt het zelfs alsof we zelf dat balletje zijn op de roulettetafel.

Noemen we dat gokje een afwijkende reactie op verwachtingen die ontleend kunnen worden aan gewoonte en traditie; de paradox wil dat zodra ik traditie ontken ik haar serieus moet nemen. Ontkenning is in wezen het opnieuw stellen van de zijnsvraag. Laat ik het bij de ontkenning dan ben ik een nihilist die via het Wiel wordt teruggezet naar af. Ik ben dan nog niet toe aan de inwijdingen van de Grote Arcana die in de tweede cyclus worden aangeboden.

Een Tarotlezer maakt zo ongeveer van gokken zijn beroep. Betekenis lijkt zoveel op het lezen van de onleesbare pagina’s zoals die in het onbewuste liggen opgeslagen. Wat aan de buitenkant niet anders dan gokken genoemd kan worden echter is aan de binnenkant de ontrolling van een weten dat alles wat we gezegd, gedacht of gedaan hebben toch spiegelbeelden zijn van element(aire), voor mijn part chemisch-elektrische, veranderingen in mix en samenstelling. Het Wiel is niet slechts de keus tussen karma en kans; het is bij de juiste draaisnelheid de integratie van die twee.

De wortel van Vier is Twee: links en rechts, Serpent en Jakhals.
Ik zie de slang die als fallus verantwoordelijk is voor het doen ontstaan van steeds nieuwe levens- en kennisvormen; allemaal dualiteiten met hun eigen binnen en buitenkant.

Anubis als tegenkracht stelt zich teweer tegen de gigantische groeidriften van de Slang. Anubis is de metafoor voor de reeds vastgelegde, reeds geïncarneerde energie; noem het maar ‘het establishment’. Het oude wil niet graag overweldigd worden door iets nieuws; zelfs niet als blijkt dat het echt nieuwe de herbeleving is van iets heel ouds.

In de herontdekking van de shamanistische sfeer, verbinden we ons met een reptielentijdperk, grote machtige geesten, ook wel draken genoemd, die het leven naar de aarde hebben gehaald.
Het wiel is een symbool voor beweging die aan de ene kant geremd wordt en aan de andere kant juist wordt versneld. De grote aantallen ongelukken op de weg bewijzen dat balans tussen al de verschillende en veranderlijke snelheden niet vanzelf komt.

Zonder een verschrikkelijke moeder komt er in deze fase van opvoeding niet veel terecht. Toch zijn de gruwelen die we onszelf aandoen de geschenken van een liefdevolle moeder die verder kijkt dan haar neus lang is. De resultaten van oud karma (8) die deel uitmaken van het onbewuste kunnen in concentraties op de Hogepriesters (2) tot bewustzijn worden gebracht.

Dat wat wij ons bewust kunnen zijn van ons lichaam danken we aan Anubis. Alle geschapen werkelijkheid zoals die door onze zintuigen worden waargenomen valt onder de invloedssfeer van Anubis.
Materiële werkelijkheid is vertraagde energie. Wanneer wij het over gewenste of ongewenste verschijningsvormen hebben, hebben we het gewoonlijk over een onderscheid in uiterlijkheden, terwijl het in wezen om een tempo- c.q. frequentieverschil gaat. Dat verschil kan niet aan de buitenkant van fenomenen gemeten worden. Daarom gaan we, als we over ‘onze toeren’ zijn, niet naar de chirurg maar naar psychiater of pastoraal werker. We hebben iemand nodig die ons helpt de aandacht op de innerlijke aandoeningen te versterken. De sjamaan maakt gebruik van een drum die een trance-lijn opent waarlangs hij (zij) zijn innerlijk reisdoel bereikt.

We kennen de hond ook als de bewaker van de kudde; net als een priester die zijn parochianen op het juiste spoor tracht te houden. De priester bereidt de levende voor op het eeuwige leven. Anubis gaat verder dan dat, en onderhoudt het doodsbewustzijn in de levenden, zodat de afstemming van microkosmos op makrokosmos plaats kan vinden. Deze functie is in modern priesterschap niet terug te vinden. Moderniteit heeft de dood buiten het leven geplaatst.

Alles komt voort uit de Nul en keert daar na ontbinding weer in terug. De slang die zichzelf in het stof wentelt is ook de slang die zichzelf opvreet. Dit lijkt onzinnig, tenzij we daar de nabije aanwezigheid van Anubis in herkennen. 

Partij voor de Liefde

Online

We hebben 70 gasten en geen leden online

Search

Ander Nieuws +