Voor een objectief waarnemer, als zoiets al kan bestaan, is noch het een, noch het ander aanvaardbaar. Soms nemen we reacties waar, soms staan we voor a-causale verschijnselen die we of onwetenschappelijk achten of tot een wonder bestempelen. Mijn vraag dan ook geldt niet de waarheid; ik vraag naar betekenis. Ik vraag niet naar spraak en tegenspraak; ik vraag naar bewustzijn.
We kunnen wel een voorschot willen nemen op eventuele toekomstige uitbreidingen van bewustzijn, we kunnen reacties goddelijke of wonderbaarlijke eigenschappen toedichten of paranormale fenomenen onderbrengen in een subpsychologische faculteit waar we de omvang van het wonder kunnen meten en wegen; we zijn dan toch bezig antwoorden te zoeken op vragen die (nog) niet aan de orde zijn.
Net als in de vormgeving van 2 licht ook in 8 het vraagteken op. Elke ontmoeting tussen onderruimte en bovenruimte roept nieuwe vragen op.
Het onbewuste is zo oneindig uitgebreid en daarom zo onberekenbaar dat de behoefte aan een vast punt vanzelfsprekend is.
Voor we de vraag naar de onbekende andere stellen, naar alles wat niet ik is, zal er eerst een beeld moeten ontstaan van het ik. Voor zover het niet-ik als een muur wordt voorgesteld weten we inmiddels dat onze naïeve omgang met werkelijkheid middels confronterende ontmoetingen tot bewustzijn van dat ik leidt. Het zoeken van zo een vast punt in elkaar, leidt tot het beeld van de twee halvegaren waar ik de vorige paragraaf mee begon. Het overnemen van elkaars antwoorden is in die zin een rampscenario. Zoeken heeft wel wat, maar we moeten wel op de juiste plaats zoeken.
De benadering van het onbekende begint met de vaststelling dat het om iets onbekends gaat. ‘Gewenste' uitkomsten vertroebelen, om het zacht uit te drukken, de zuiverheid van het onderzoek en toont weinig respect voor het onbekende. Antwoorden die voor de vraag uitlopen zijn niet meer dan denknoodzakelijkheden, vaste punten die niet bestaan. We hebben ons omringd met wetten en axioma's die in wezen niet meer zijn de krukken van een invalide.
Het onbekende naderen kan alleen op een uniek individuele manier. Voor elk menselijk wezen voelt een bepaalde situatie weer een beetje anders.
Hoe ervaar ik het zelf'? Wetenschappers verruilde deze vraag voor een methode van onderzoek, de occultist neemt een bovenzintuiglijk systeem aan waarin hij eerst moet geloven om dan te zien dat het al of niet werkt. Het hoe en vooral het waarom is in deze benadering ver te zoeken.
Mijn eigen werkhypothese: ‘we leven ons leven om tot bewustzijn te komen', is wat dat betreft net zo verwerpelijk als de economische aanname van meeropbrengsten of afnemende opbrengsten, vooral wanneer zou blijken dat minder in de regel meer is of andersom; dat hangt allemaal van positie en gevestigd belang af.
Wat mijn hypothese betreft, zou ik net zo goed kunnen zeggen dat bewustzijn slechts bestaat om individueel leven voort te brengen. Als ik met mijn stelling een paar duizend zwaargewichten uit allerlei takken van wetenschap achter me weet te krijgen, dan lijkt het nog waar te zijn ook. In werkelijkheid springen we dan met zijn paar duizenden in de afgrond.
Methode of geloof; ze werken!
Natuurlijk werkt het. Iedereen die het concept van ‘eenheid' niet verwerpen wil, moet accepteren dat alles wat wij in de geest scheppen ergens in ruimte en tijd tot incarnatie moet komen. Het zien van gras als groen, dan wel blauw, leidt tot heel verschillende schilderijen. De onderzoeker is niet alleen onderdeel van het experiment, hij is ook deel van het resultaat.
Alles wat wij scheppen in onze geest werkt, je moet alleen niet vragen hoe. Het ene avondland na het andere!
Hoe interessant Beethoven of Plato ook zijn; als zij ons doen nijgen ons leven als een symfonie te leven, of ons argument alleen maar op socratische wijze vorm te geven, komen we in esoterieën terecht die behoorlijk autistische of fundamentalistische vormen kunnen aannemen. Echt mooi, echt wijs is alleen de eigen zin voor schoonheid, de eigen wijsheid. Omdat alleen kluizenaars eigen wijsheid op kunnen brengen en nummer 9 nog moet volgen, stel ik vast dat de vraagstellende natuur van de mens, zijn intelligentie voor mijn part, op zijn best een weg is naar wijsheid, en niet met wijsheid zelf verward moet worden.
Om zinvolle gedragsregels te ontwerpen kan het even nuttig zijn de erfelijkheidscode te ontrafelen als het tekenen en bestuderen van een horoscoop. Zolang dit soort oefeningen of waarnemingen mij informeren over de mate waarin ik waak dan wel droom, zijn ze van waarde.
Wat is wijsheid?
De opticien die mij ervan ‘bewust maakt' dat ik niet scherp zie maakt het waarschijnlijk dat ik besluit een nieuwe bril aan te schaffen.
Leren is een wonderbaarlijk proces. In het complexe systeemtheoretisch denken wordt dat leerproces geduid als het resultaat van positieve en negatieve feedback. Dat wat werkt trekt automatisch aandacht en nieuwe investering. Dat wat niet werkt sterft een zachte dood.
Op die manier leert een systeem of een organisme en kan het zich verder ontwikkelen.
Een dijk is niet hoger dan zijn laagste punt. Daaruit volgt dat juist het minst presterende deel alle aandacht verdient.
Dit klinkt niet consistent tenzij ik me concentreer op de relatie tussen hoogste en laagste punt.
Het is net als in de economie waar de rijken steeds rijker- en de armen steeds armer worden. Het verband tussen die twee is het beperkte bewustzijn van de mens die op grond van bepaalde aannames over motivatie, ethiek, recht en rechtvaardigheid de sociale ruimte definiëren. Steunen we de delen die achtergebleven zijn in ontwikkeling of investeren we juist in structuren die bewezen hebben succesvol te zijn? Decennia van politieke touwtrekkerij hebben daar geen oplossing of eensluidende visie over kunnen ontwikkelen.
Dit dilemma is door geen systeemtheoreticus op te lossen, tenzij het verdeelde bewustzijn als onderdeel van de onderhavige problematiek wordt gezien. Om hoogte en diepte recht te doen toekomen moet de samenhang tussen deze twee onderkend worden. Als het laagste punt in de dijk niet wordt aangepakt maakt het aanstormende water korte metten met alle hoogbouw in de polder, ongeacht hoeveel we daar in geïnvesteerd hebben. We maken ons druk over het al of niet aanleggen van een ringweg of over de rechten van een uitstervend insect terwijl we rustig doorgaan met het verbranden van ontelbare tonnen fossiele brandstoffen.
Als straks de klimaatsverandering een voor de ecologie kritisch punt heeft bereikt zullen we ons afvragen hoe het mogelijk was dat we zo blind waren.
Het argument dat je voor te plegen onderhoud wel een gevulde portemonnee nodig hebt klinkt wel aardig, maar zal weinig indruk maken op de aanstormende crisis. Economie is, als alle andere menselijke constructies slechts een reflectie van onze staat van bewustzijn. Verschuivingen van prioriteiten gaat misschien ten koste van oude economische structuren; de nieuwe vormen die er voor in de plaats komen hoeven niet onder te doen voor de oude. Integendeel zij zullen op hun beurt getrouwe spiegelingen zijn van een bewustzijn in ontwikkeling.
Relatie is ook het sleutelwoord in een andere benadering. De dijk als deeltje van een veel grotere structuur kan uit zichzelf geen invloed uitoefenen op eigen hoogte of laagte. De structuur waar de dijk een deel van is kan dit wel. Menselijk bewustzijn is vanaf het begin een integraal onderdeel geweest in het visualiseren, ontwerpen, bouwen, en dus nu ook in het onderhoud van deze structuur. Een goede of een slechte dijk spiegelen menselijke relaties; bijvoorbeeld die tussen polderbewoner, waterschap en de minister van financiën. Klopt de hoogte van de dijk niet meer, dan is er iets mis met deze relaties. Zoals gezegd, alles spiegelt alles.
Als het laagste punt de hoogste prioriteit blijkt te hebben kan ik met recht zeggen dat het laagste punt gelijk is aan het hoogste punt, en zo kan ik zelfs uit de onmogelijkste tegenstellingen synthese puren, maar niet zonder het leerproces ofwel het (hopelijk) toenemend bewustzijn van de mens centraal te stellen in het ingewikkelde netwerk van schijnbaar onoplosbare tegenstellingen.
Astroloog, filosoof of lopende bandwerker beperken zich gewoonlijk tot het stellen van vragen die regelrecht voortkomen vanuit aanname of doelstelling. Dit soort vragen ontwijken de kern van de zaak. We staan hier niet open voor openbaring maar staan onszelf toe het onbekende als bekend te beschouwen, niet ziende dat zelfs het bekende eigenlijk toch voornamelijk onbekend is.
Over God, het goede en het kwade, lichaam en geest of gebonden- en ongebondenheid hebben we ideeën overgenomen die zelden iets te maken hebben met de noodzaak bewustzijn van het zelf voort te brengen.
De aard van relatie met buiten- of ideeënwereld wordt bepaald door de betekenis die we aan deze werelden geven. Zolang deze bezigheid nog in de greep is van motieven die met overleven, controle of ambitie te maken hebben, wordt alles aangegrepen om de waan van deze valse bekendheid in stand te houden. Wat dat betreft worden we veel meer gedreven door ideologie dan we onszelf toestaan op te merken. Dit buiten onszelf staan is mijns inziens de bron van het lijden.
De fragmentatie van kennis en samenleving bewijst dat de concentratie op een deeltje kennelijk minder inspanning vereist dan concentratie op de verbanden tussen die deeltjes; vooral als blijkt dat wij zelf het hart vormen van dat verband. Het werk van al die deeltjes houdt de machine van het collectief gaande maar ontneemt er niet het verscheurde karakter aan.
In Moira Timms' Profetieën voor de 21ste eeuw, vond ik deze opmerking: ‘De Gulden Snede is de factor die voorkomt dat de spiraal zich sluit tot een cirkel'.
De Gulden Snede stelt dat moet worden gestreefd naar een verhouding van 5 op 8. Reeds in 3 zag ik de 5 opdoemen om de open structuur van 3 te kunnen sluiten tot een 8. Acht bleek zich vervolgens te lenen als een symbool, niet voor gesloten cirkels maar, voor de spiraal.
In de getallenreeks van Fibonacci ontstaat 8 door het samentrekken van de laatste twee voorgaande getallen in de reeks. 0,1,2,3,5,8,13,21 enz.
Elk getal in deze reeks, de 0,1 en 2 uitgesloten (mijn benadering), is de som van de twee voorgaande getallen uit diezelfde reeks, een gegeven, dat in het begrijpen van spiralen een bijzondere rol blijkt te spelen. ‘Een bijzonder kenmerk van deze reeks is, dat - naarmate getallen groter worden -
opeenvolgende getallen zich meer en meer tot elkaar gaan verhouden volgens de Gulden Snede'! (Zie Internet: ‘Tekengalerij van Hans Bär').
Door in de 8 een Fibonacci getal te zien word ik nu al attent gemaakt op 13 en 21. Met name 21, zijnde het hoogste getal in de Grote Arcana van de Tarot, zijnde de som van 8 en 13, kan ik nu uitleggen als het getal dat de Gulden Snede het dichtst benadert.
Wordt het lemniscaat gezien als een symbool van de oneindigheid; via de transformatie in 13 (de Dood) wordt in 21 deze oneindigheid een onderdeel van de actieve zelfkennis die ik in de Tarot heb gezocht
Blijf ik me fixeren op de traditionele tegenstelling die uitgedrukt wordt in 1:2, ofwel eenheid en veelheid, dan sluit mijn horizon zich en zal ik nooit een blik over de rand van mijn wereld kunnen werpen.
Acht is veel meer dan de van moeder weggelopen student. Het is de ingang tot een orde die harmonie belooft en die bereikt kan worden door studie van de getallen. Wiskunde, of liever het abstracte denken, is veel meer dan een opstapje naar een interessante carrière.
In de literatuur wordt de Gulden Snede vooral in verband gebracht met esthetiek. Heb ik me tot op heden gericht op de betekenis van getallen; in Acht wordt de associatie gelegd tussen schoonheid en betekenis. Omdat wiskunde steeds bezig is een onderliggende, universele orde aan te tonen komen er veel grote deugden in Acht bij elkaar. In zoverre we in Acht de maat nemen kunnen we ook Gematigdheid aan dit iconenkabinet toevoegen.
Net als ik zullen de meeste lezers niet voldoende zijn ingewijd in de mathematica om die deugden op dat niveau op te merken en dus zoek ik een benadering die past mijn formaat.
Ik heb het al over traditie gehad en over de gevaren die op de loer liggen wanneer traditie de overheersende leidraad wordt in het bepalen van onze relatie met de actuele uitdagingen in het hier en nu. Zij die zich echter verzetten tegen traditie moeten zich er van bewust zijn dat traditie zich tot ervaring verhoudt als het badwater tot het kind. Ervaring leert ons het een en ander. Traditie wil dat we allemaal dezelfde appreciatie hebben voor de achterliggende ervaring, en dat we er altijd dezelfde reactie op los kunnen laten.
Als ik zie dat het in de Fibonacci reeks steeds om de laatste twee getallen gaat die het nieuwe getal (het nieuwe inzicht) tot stand brengen, wil ik me concentreren op deze twee: de laatste en de voorlaatste. In Acht is Vijf de laatste en Drie de voorlaatste. In de volgende stap (13) wordt Vijf de voorlaatste en is Acht de laatste.
En zo zal steeds weer de eerste de laatste zijn, en omgekeerd.
Elke samenstelling of som herbergt meerwaarde, iets dat in de afzonderlijke delen niet is terug te vinden. In een wereld waar het nieuwe, laat staan het nieuwste, grote aantrekkingskracht uitoefent op de geest van de mens, zien we nu waar die aantrekkingskracht op is gebaseerd. Wij willen meer!
En dus kijk ik verder en zie twee hoofdstromen in het leerproces. De eerste vorm van kennis is aangeboren. De tweede is opgedaan vanaf de geboorte.
In de psychologie wordt opgemerkt dat, net als in het organische deel van ons zijn, de geest sporen herbergt van alle evolutieve voorstadia. Het is duidelijk dat waardering voor de schoonheid van regenboog of zonnebloem niet aangeleerd hoeft te worden. Willen we echter bepalen aan welke wetten of aan welke orde de idee van schoonheid gehoorzaamt zodat we die schoonheid in eigen scheppingen kunnen integreren, dan zal er gedolven moeten worden, gecategoriseerd en geabstraheerd.
Getal en taal komen uit dezelfde wortel; dit aan te nemen is mij tot troost op de eenzame weg naar Eenheid. 1 + 1 = 2, zoals Een en Een Twee is.
De meerwaarde die we zien ontstaan kan uitgelegd worden als het steeds weer vinden van nieuwe manieren om iets in taal te vatten; iets dat ons anders als een subliminale ervaring ontgaat. Door de naam van het plantje te kennen zie ik het ineens overal.
Denk aan een dubbele helix. Bedenk hoe de golf van alle onbewuste ervaring zich windt in en rond een golf van acuut bewustzijn gericht op overleving; het hier en het nu. Zoveel van wat ik leer blijkt bij nader inzien herkenning te zijn.
Drie, als representatie van, het moeder tijdperk is bijna in zijn geheel naar het onbewuste verdrongen en wacht daar op verlossing. Vijf is de eerste beweging die aantoont dat het aannemen van een individueler standpunt leidt tot transformatie van opvatting over zowel het onbewuste als het bewuste.
In Acht zie ik de samenkomst van deze twee op het hogere plan van de meerwaarde als een symbool van mijn leer- of bewustwordingsproces. Het is niet zo dat ik alsmaar nieuwe dingen leer.
Wat er gebeurt is dat hetgeen al aanwezig is op steeds weer een ander niveau geduid moet worden. Het gezochte heil zit niet in uitbreiding maar in verdieping.. Ik hoorde professor Heertje opmerken dat het in onze regio, in deze tijd, niet meer om groei gaat maar om kwaliteit. Concurrentie met opkomende economieën als in China leggen we bij voorbaat af. En zo is het maar net.
Alles staat met alles in verband. Gesloten systemen worden in ons heelal niet gedoogd. Waar ze toch optreden veranderen ze in zwarte gaten, zodat hoogstens de speculatieve fysica er nog iets over na kan vertellen. Dat wat alleen nog maar naar zich toetrekt en niets loslaat verdwijnt uiteindelijk in zichzelf, verdwijnt in het onbewuste, ofwel in een dimensie waarmee we niet bewust in contact staan .
Dat wat ons van onze eigen vragen afhoudt waardoor we nooit kunnen geven van hetgeen er werkelijk in ons zit, mag verklaard zijn met onbekendheid van die innerlijke inhouden, maar kan ook gezien worden als het product van economische motieven. Overleven is voor de meeste onder ons toch motief nummer 1.
Ondanks meerwaarde theorieën lijkt het alsof economie zelden iets toevoegt. Het leent van de natuur wat het tenslotte weer terug moet geven. Economie is ook de mythe dat een huishouding het niet zonder meester kan stellen. De meester bepaalt wat we meenemen uit onze traditie en wat niet, over teruggave blijkt ook de meester weinig ideeen te hebben. Het is makkelijker om duizend ideeēn de wereld in te spuiten dan een einde te maken aan één vooroordeel.
Praat me trouwens niet over meesters. Blavatsky schreef neer wat haar ‘meesters' haar influisterden, en op de eerste pagina van de voorrede van haar ‘Isis ontsluierd' vinden we de ontboezeming: ‘De waarheid, hoog gezeten op haar diamanten rots, alleen is eeuwig en goddelijk'.
Je zal maar aan dat type meesterschap overgeleverd zijn. Nog maar nauwelijks had zij haar ‘ínspiraties' te boek gesteld of de wegbereiders van het nazisme dronken zich er aan vol. Het is nu zelfs niet meer de slimste die de vetste kluif in de wacht sleept maar degene die de absolute waarheid bezit. Monoculturen!
Het poneren van absolute waarheden vergt absolute overtuiging en schaft het stellen van vragen af. Zo bestuur je de massa's, zo bestuur je het huishouden van gehele naties.
Ik ontken niets en ben er van overtuigd dat Blavatsky's ingevingen, evenals elk ander suggestief (magisch) zwaar geladen woord realiteiten op het geestelijke vlak scheppen die materiële consequenties hebben. Maar aan de vruchten herkent men de boom, en het heeft allemaal weinig te maken met de woorden van Jezus die zei: ‘Ik ben de waarheid' en vervolgens: ‘Doe als ik'.
Zeg dat maar eens tegen je examinator of je baas: ‘Ik ben de waarheid'.
In de gekantelde 8 ( 4 ) zie ik de schalen van de balans.
Waarheidsvinding en gerechtigheid in de Tarot zijn niet geblinddoekt zoals dat bij Vrouwe Justitia wel het geval is. Het ‘wereldse' recht is ontleend aan de rechtlijnigheid van de Keizer. De ideologie is: één wet voor iedereen.
Het volk weet wel beter. Steel een kwartje en je wordt bestraft, steel de spoorwegen en je krijgt een lintje. In de meer holistische benadering van het recht zoals ik die in de Tarot vermoed, worden de onrechtvaardigheden van onze culturele constructies niet gewogen door het geblindeerde bewustzijn van de mens in wording, maar door het vooronderstelde kosmische principe ‘zo boven zo beneden'.
Het is het ongekende in onszelf, dat wat voorheen als het doodsbewustzijn werd voorgesteld, dat tot incarnatie (tot dagbewustzijn) wil komen. Het is niet moeilijk me dit doodverklaarde deel van het bewustzijn als geblinddoekt voor te stellen, zoals wij ons ook heel makkelijk (dat weet elke dronkeman) distantiëren van de uitkomsten van onze levenslessen.
De goede voornemens die ik op oudejaarsavond maak, komen voort uit de seintjes die telkens weer uit de diepte opstijgen. Dat diepere weten, het geweten, blijft mijn handelen meten. In de Egyptische voorstellingswereld was het Thoth die de overleden zielen mat (woog). Zolang mijn ziel zwaarder is dan de veer op de andere schaal ontzeg ik mijzelf het recht van toegang tot de balans waar harmonieuze ontwikkeling van afhankelijk is. Ik kan het grotere bewustzijn wel vergeten als ik me niet bevrijd van de begeerte zwaarder te willen zijn dan ik ben. Gewichtigheid is een gevaarlijke illusie.
Het ‘alle Menschen werden Bruder' dat in de aaneenschakeling van Nullen wordt geïnspireerd is allereerst de broeder in mijzelf. Broeder is hier een symbool van het causale lichaam ofwel van de individualiteit waar persoonlijkheid zich mee tracht te verenigen. Vandaar ook Crowley's keuze de Geliefden Gebroeders te noemen. Hij noemde het spel kaarten waaraan zijn naam verbonden is ‘Book of Thoth'.
De schade die ik aan de auto van broeder buurman toebreng is zelfbeschadiging, de schade die ik mezelf toebreng is schade aan de wereld.
In de evolutie zijn foutjes in het kopieerproces of onvoorspelbare nieuwe combinaties in de genetische reproductie, voorwaarden voor verandering, en dus ook voorwaarden voor eventuele verbetering.
Onze dwalingen zijn onderdeel van een leerproces waarmee de samenleving weinig opheeft. Wat heet? De collectieve sector doet in zonde zeker niet onder voor de persoonlijke sector. Ze zijn tenslotte elkaars spiegelbeeld.
Thoth, net als Hermes, spreker van waarheden en leugens, en toch het symbool voor het ‘hogere mentale', wekt de gedachte dat elk mentaal inzicht gebaseerd is op een contradictie. Hier wordt de spiraal, maar denk aan de caduceus, verkozen boven de perfecte, maar onbewuste cirkel.
Hoe ook, dat wat schade oploopt en niet geheeld wordt vindt in de wereld van de Eenheid geen plaats en wordt teruggefloten naar nieuwe ervaring die uiteindelijk de heling tot stand moet brengen.
In die zin is Acht ook het getal van de karmische idee. De vormen komen en gaan, bewustzijn groeit in de opgedane ervaring van die vormen. Het idee van een uitdijend heelal lijkt zo gek nog niet.
Het zo boven zo beneden principe daagt mij uit begrippen als heelal te vergelijken met identiteit. Beide betekenen ongeveer hetzelfde: ongebroken Eenheid. Toeneming van bewustzijn impliceert toename van hetgeen waar bewustzijn van is opgedaan. Hoe meer ruimte we ons kunnen voorstellen hoe meer ruimte er is. Zouden de filosofische constructivisten die beweren dat de maan niet bestaat als we die maan niet zien dan toch gelijk hebben?
Ons voorstellingsvermogen houdt zich graag bezig met het kwantitatieve en daarom zal de groei van het heelal voorlopig nog wel even doorgaan. Oneindigheid kan natuurlijk niet louter een kwantitatief begrip zijn. Bovendien wordt het lemniscaat als symbool van de spiraal bij te grote toename vanzelf een soort voorbehoedmiddel. Op overconcentratie of op iets dat te gewichtig wordt volgt de instorting vanzelf, het zwarte gat vormend waar astronomen grote hoeveelheden ruimte in zien verdwijnen.
God geeft en God neemt. Wat in het onbewuste is verdwenen moet daar op een goed moment ook weer uit tevoorschijn komen. Maar in het vergeten zien we ook het omgekeerde. Lettende op de comateuze toestand van steeds meer patiënten en een overeenkomstige staat van media en politiek kunnen we het ‘geeft acht' hier interpreteren als een aanmaning wat meer waakzaamheid en oprechtheid in onze constructies te investeren.
Dat lijkt eenvoudiger dan gezegd, Alles wat met zwarte gaten te maken heeft kan rekenen op taboe en weerstand. Ga voor jezelf maar na hoe moeilijk het is om relevante etymologische informatie te vinden over het lemniscaat. Je mag al blij zijn als het in je woordenboek staat.