De DwaasVergeet vooral de baarmoeder niet als je over de Nul schrijft”, fluistert mij een stemmetje in het oor. “Alles komt voort uit de baarmoeder”. Maar zo eenvoudig ligt dat toch niet. Ik kan me wel voorstellen dat een warm woord en een goed gevoel de ontspannenheid dient die ik nu nodig heb om echt de Nul in te gaan. Maar waar ik mijn onderzoekingen, heel redelijk en verlicht, vanuit de getallen wil beginnen kan ik in dit stadium niet aankomen met de zalige duisternis van de schoot; ook al zou later blijken dat op een bepaald niveau de schoot een veel universeler onderkomen is dan wel wordt aangenomen. |
|
Vernemen we echter dat de medische wereld de baarmoeder ‘hysteria' noemt dan kunnen we die zaligheid hier weer relativeren. De dwaas staat open voor veel verschillende vormen van waarheid.
Het is mijn wens mijzelf beter te leren kennen en ik neem aan (hypothese) dat de Tarot mij tot instrument kan zijn.
De Tarot is een traditie en die traditie wil dat ik nu zeg: Ik ben de Dwaas. Ik ben de Nul.
Dat doet me denken aan iemand anders die zei: “Ik ben de weg”.
De techniek om me via vereenzelviging te informeren over datgene waarmee ik me vereenzelvigen wil is van alle tijden, van alle culturen, van alle leertradities. De cultuur waarin ik opgroei vraagt eveneens om vereenzelviging met althans een aantal uitgangspunten die geaccepteerd zijn als de dragers van die (gemeenschappelijke) cultuur.
Hoeveel voorstellingsvermogen is er voor nodig om te zeggen: “Ik ben een Nul”?
Voorstellingsvermogen gaat aan intelligentie vooraf. Er is een weg tussen droom en daad. Ik weet niet hoe die weg er uit ziet ofschoon ik hem ga sinds ik als dreumes droomde dat er schatten zijn te vinden en mijlpalen. Deze dromen blijven contact zoeken met hun verwerkelijking.
Hoog tijd dus om uit te vinden waar precies de Nul op mijn toetsenbord uithangt. Er moet een contact gemaakt worden.
Dit is wellicht ook het moment voor de lezer te bepalen al of niet deze gewichtige woorden uit te spreken. Al of niet, maar heel bewust, het contact met het onbekende aangaan.
“Ik ben de Nul”. En het ook te voelen! “Niet te zijn”.
“Ongeboren te zijn”. Ongrijpbaar betekenisloos vrij!
Aan de ene kant kijk ik uit over al het positieve, aan de andere kant overzie ik het negatieve. Maar wat betekent positief of negatief voor een Nul?
Niets toch?! De Dwaas lijkt mij aan te sporen me te ontdoen van de eeuwige behoefte het ene als wenselijker te zien dan het andere. Het is alsof de Dwaas suggereert dat de winst van de Nul zit in de vrijheid onbevooroordeeld te mogen zijn. Naast alles wat ik denk te zijn ben ik een onbeschreven blad. Al mijn briljante- en ook mijn meest smadelijke acties waren projecties van de Nul die ik niet ken maar die ik wel ben.
Wat ik er tot nu ook van gemaakt heb, ik hoef Nul niet te veroordelen of te verdedigen, ik hoef er slechts mee in contact te komen en haar zo mogelijk te leren kennen. De Tarot is een orakel, en aan een orakel hoor ik een vraag te stellen.
Het orakel orakelt dan wat mysterieuze onsamenhangendheden waar ik niets van begrijp. Maar juist omdat er geen begin van een antwoord op mijn vraag wordt gegeven moet ik op zoek gaan in gebieden waar ik voor het vinden van mijn antwoord niets te zoeken leek te hebben.
Dit ziet er niet onlogisch uit. Voor het vinden van het onbekende zullen erkende grenzen overschreden moeten worden. De vraag wordt de bron van waaruit ik de onbekende elementen in een onbekend landschap tegemoet kan treden. En de bron ziet de willekeurige beelden van het orakel als voortvloeisels van zichzelf omdat de bron niets anders kent dan de bron en ook niets anders kan kennen.
De lezer die me tot hier gevolg heeft en het beeld ziet oprijzen van een vraag die de bron is van al het denkbare en ondenkbare deelt nu wellicht in mijn ervaring van bewustzijnsvernauwing, een zelfde soort claustrofobie als die ontstaat wanneer ik heel erg veel meer boeken aanschaf dan ik ooit kan lezen.
H et is een vernauwing die mij doet duizelen en die duizeling is als een verruiming, een verlichting bijna. Ik weet nog niets maar mijn geest waant zich in Ali Baba's grot.
Concentratie op de inhouden van mijn bewustzijn, een magazijn gevuld met ondermeer vragen, onzekerheden en angsten, leert mij niet waar deze allemaal vandaan komen. Maar dat het ergens vandaan komt lijkt vanzelfsprekend genoeg.
Er moet ergens een bron zijn die leven geeft aan alle zin en onzin waarmee ik gevuld ben. Me vervolgens te concentreren op dat onbekende punt, op die bron, spreekt me wel aan. Bron, oorsprong of origine; volgens de betekenis van de woorden die ik hier gebruik ben ik misschien wel op een pad terecht gekomen dat met originaliteit te maken heeft.
En van originaliteit naar genialiteit is wellicht slechts een huppeltje. Niet te hard van stapel lopen Joachim. Voor het moment is mijn vraag aan de Tarot slechts; “Wat ben ik?”
Het orakel spreekt en zegt: “Je bent een Nul”. Alles wat ik ben kan teruggebracht worden tot Nul, waarna de gedachte dat wat ik ben een gedachte is die gevoed wordt uit een onbekende bron. Het lijkt hier alsof al mijn Nul opties, al mijn aannames over mijzelf individuele vormen zijn van mogelijk steeds dezelfde inhoud die we hier in Nul onderzoeken.
Paniek! Ik ben er zelfs niet zeker van of ik Nul aan het begin of aan het eind van de Getallen dien te bestuderen. Of ik me door de kaarten heen werk van 1 naar 21, of juist van 21 naar 1? Een tocht naar de veelheid of naar de eenheid?
Nul schijnt te zeggen, “dat maakt toch allemaal niets uit”.
Koenen zegt over Nul: “telwoord dat uitdrukt dat elke hoeveelheid of elk aantal ontbreekt”.
Koenen gebruikt ook woorden als, “totaal niets, waardeloos, afwezigheid, nietig, waardeloos”. Maar zo een voudig ligt dat nog niet. Ik kan me wel voorstellen dat een warm woord en een goed gevoel de ontspannenheid dient die ik nu nodig heb om echt de Nul in te gaan.
Maar waar ik mijn onderzoekingen, heel redelijk en verlicht, vanuit de getallen wil beginnen kan ik in dit stadium niet aankomen met de zalige duisternis van de schoot; ook al zou later blijken dat op een bepaald niveau de schoot een veel universeler onderkomen is dan wel wordt aangenomen.
De concentratie die ik zoek om me te identificeren met Nul. Ik mis iets. Ik ben een Nul.
Hoe voelt het totaal niets te zijn, afwezig, nietig en waardeloos; geen inhoud, geen getal? Is dit vrije val? Is dit angst? Of genot?
Voor rekenmeesters moeten de eenzijdig negatieve definities van de Nul eigenaardig overkomen.
Ik weet vrijwel niets van formele analytische- of theoretische wiskunde maar voor het berekenende- en rekeninghoudende deel van mijn bewustzijn, het deel dat mijn privé wiskunde en belastingaangifte afhandelt, is Nul pure magie.
In het decimale stelsel voert de Nul, mits juist geplaatst, het Getal in een andere dimensie. Het verschil tussen Eén Miljard en Tien Miljard is slechts één Nul. En Koenen noemt dat helemaal niks. Je zal zo een Nul maar op je rekening bijgeschreven krijgen!
Ik noemde Paradox in de inleiding. Hoe kan niets tot zoveel in staat zijn?.
"Ik ben een Nul”.
Dat klinkt al beter.
Nul, een grens tussen positief en negatief, tussen plus Een en min Een.
Ontvang ik bij diepere penetratie in de Nul intuïties over de betekenis van een zwart gat als verbinding tussen dimensies? Werelden! Materie en antimaterie. Lichaam en Geest. Ben ik een tunnel tussen twee- of meer werelden?
Ook van Dale, de grote bedoel ik, heeft weinig positiefs te melden over de Nul.
Het lijkt wel wat op een samenzwering. Ineens besloot het mensdom alle positieve en warme gevoelens die wij voor dit ronde gaatje in het alles koesterden af te schaffen. Waarom? Wat ging er aan vooraf? Wat is er verkeerd aan andere werelden?
Taboes worden gehecht aan oude goden die verslagen zijn door de nieuwe-. Een manier om die nieuwe goden in te voeren is door oude goden als duivels voor te stellen. Taboe heeft altijd te maken met angst. En wie zou er niet angstig worden bij de gedachte aan een volslagen niets?
Maar zoals opgemerkt Nul is niet alleen maar niets. De westerse koudwatervrees voor de Nul, voor het ongevormde, voor het niet zijn (dood?) is een aan plaats en tijd gebonden staat van bewustzijn. De kippigheid nodig om de potentie van Nul over het hoofd te zien is karakteristiek voor de cultuur die ik met mijn lezer deel.
Hoe komt het dan dat we niet massaal in verzet komen tegen deze eenzijdigheid? Of is dit ‘over het hoofd zien' onderdeel van een grotere verdringing?
In streken die nog niet volledig verlicht of verwestert zijn is en was de breuk tussen zijn en niet zijn veel minder drastisch. Voorouderverering projecteerde de geest van de levenden in de sfeer van de dood, zoals de doden onderdeel bleven uitmaken van de familie der levenden. De aanbidding van goden en demonen in een levende en stervende natuur erkende de projecties van een Nulwereld in het landschap van de levenden.
De invloed die een minder mentaal afgeschermd mens ervaart vanuit het Niets of het Onbekende maakt hem inwoner van twee werelden. Gedragingen van dieren, planten, de wind, de sterren en het lot in tijd en ruimte worden begrepen als de spraak der goden. En goden bestaan niet in onze verlichte tijd, en aldus kunnen we het er wel op houden dat Nul niets voorstelt.
Dat het in en rond de Nul om een heel oud taboe gaat kunnen we aflezen uit de grondigheid waarmee de positieve aspecten van de Nul in het taalgebruik zijn geweerd. Je bent mijn Alles is een veilig ding om te zeggen wanneer ik in haar armen lig. En toch het Alles en het Niets lijken slechts twee verschillende manieren van kijken naar een en het zelfde ding.
Het bewustzijn van Alles is alleen vol te houden wanneer geen enkel detail de aandacht opeist. Vanuit mijn bestaande bewustzijn mag ik in het ALLES NIETS onderscheiden, want elk onderscheid is een scheiding die aan ALLES, aan de verbondenheid van alle dingen, een einde maakt.
Paradox is de rode draad die door ons bewustzijn van de zogenaamde werkelijkheid is uitgerold. Paradox lijkt al onze zekerheden te ondermijnen. Oefeningen in een bewustzijn van het Niets ontmoeten derhalve even veel weerstand als de werking van een actieve verbeelding.
Of ik de weg nu ga van A naar B of van B naar A, het blijft dezelfde weg. Winst en verlies. Hoop en wanhoop. De keuze lijkt makkelijk. Maar achteruitgang op de weg naar verlies is vooruitgang richting winst. Probeer dat maar eens te voorspellen?
Ik vind het niet eenvoudig om rechtstreeks in de Nul te kijken en ondubbelzinnige informatie te krijgen over haar hoedanigheden. Maar dank zij toenemend grafisch vermogen kan ik me 3D simulaties op mijn scherm veroorloven die zich interactief openen en mij op een “adventure” meenemen, een “queeste” in de ingewanden van het onbekende. Nul is zo een lekker tunneltje, een schacht waarin je kunt vallen zonder ooit een bodem te bereiken.
In de ontmoetingen in de 1001 Nachten (een nul'rijk getal) brengen de individuen elk de eigen Nul in, en waarschijnlijk is het de Nulinhoud van de communicatie die de orgastische kwaliteit vertegenwoordigt. Orgasme denkt niet. Wat dat betreft zou elke 6 (De Geliefden) in conjunctie gezien kunnen worden met de Nul. Gelet op de vorm van de Zes, een Nul met een opgericht uitsteekseltje, ligt dat ook wel voor de hand.
Ik weet het niet. Ik ben een Nul. Ik ben een lijn zonder eind. En eigenlijk voelt dat wel lekker.
De cirkel die ik ben komt overeen met mijn horizon die altijd met mij meereist en waar ik het middelpunt van ben. Mijn horizon een baarmoeder. Vanuit mijn abstracte positie hier kan mijn cirkel net zo groot of klein gedacht worden als gewenst wordt. Coördinaten zijn niet gegeven. Op de bol die onze aarde is zal de cirkel nauwer zijn dan vanaf een punt in de vrije ruimte.
Teveel van het onbekende uitgaan verstoort de relatie met het bekende. Kennis die afkomstig is vanuit het eigen onder- of bovenbewuste lijkt niet zonder meer uitwisselbaar te zijn met het gangbare denken. Waarom moet Een en Een altijd Twee zijn? Waarom niet Nul, Drie, Elf of Twintig?
In mijn sprookje voegen Een en Een zich heel makkelijk samen tot Elf, en Elf in het Joodse alfabet is een hogere Twee, die als Twintig wordt uitgesproken. Projecteren we de amorele wereld van Nul op het dualistisch bewustzijn, dan smelten de tegenstellingen aan weerskanten van de grens die Nul is als vanzelf samen tot een waarde die niet anders is dan Nul.
Nul, waar het onderscheid slechts bestaat uit positie, links negatief en rechts positief.
Waarom de een doordraait en aan lager wal raakt na het winnen van een miljoen en waarom een ander de koning te rijk is met een minimumuitkering is moeilijk na te gaan wanneer het overgangspunt tussen deze twee mogelijkheden als een taboe wordt opgevat. Volgens de Nul hangt dat simpelweg af van mijn positie, mijn persoonlijk perspectief.
Getallen zijn abstracties. Als ik abstraheer moet ik werkelijkheid aftrekken van zichzelf tot ik een soort homeopathische essentie of een idee overhoud, iets immaterieels, je zou het een Niemendalletje of een Nul kunnen noemen. In die zin is Nul de grondstof voor alle abstracties, en dus voor alle getallen.
Als het hoogste bereikt is in de getallen en we staan op het topje van de 9 dan zien we de 10, gewoon één Nul'. Een cyclische Nul die, als in celdeling, zichzelf genereert, een oneindig niets.
In de Griekse mythologie heet de oorsprong van goden, mensen en ideeën “Chaos” hetgeen, herkenbaar aan “kha” en “gaap”, Gapende Ruimte betekent.
Als klein kind, toen ik nog betrekkelijk oorspronkelijk was, lag ik me in bed de meest fantastische buitensporigheden te verzinnen. Mijn broertje werd er half gek van af en toe. Of hij gaapte wat en viel gewoon in slaap. Dit, tot mijn zeer diepe teleurstelling. Het leven van een chaoot gaat niet altijd over rozen, leerde ik al vroeg.
Als kind werd ik steevast op tafel gehesen om aan het familiebezoek verhalen te vertellen over vroeger toen ik nog groot was. Omdat ik altijd geloofde in wat ik verzon moest ik huilen wanneer al die gezichten begonnen te lachen naar dat kind dat zulke grappige verhalen vertelde. Mijn fantasie werd niet serieus genomen, en ik ben nog steeds bezig uit te zoeken of dat terecht was.
Na lezing van Teilhard de Chardin zal ik niet gauw vergeten dat iets dat is, onmogelijk kan voortkomen uit iets dat alleen maar niets is.
Voor het bestaande kan het niets niet bestaan, tenzij ‘alles wat wij voor iets aanzien in wezen niets is' ofwel ‘wanneer het niets alles is wat we kennen'.
Bovenstaande is niet slechts een woordspelletje. Bestudering van de getallen als ware zij archetypen, ook wel idee ën genaamd, voert - welke weg je ook bewandelt - altijd naar Paradox, en Paradox is Chaos voor het lineaire- en analytische verstand, een gat waar uiteindelijk elke zekerheid in verdwijnt, (of uit te voorschijn komt!).
Zodra je materie onderzoekt, of geest, stuit je op paradox. In plaats van dit feit te aanvaarden moest Descartes zonodig een dwaas van zichzelf maken en met zijn originele beschouwingen de grondslagen van zijn eigen rede ondermijnen. Wel toonde deze ontaarding aan dat je hele ‘beschavingen' kunt funderen op grond van halfbakken filosofieën.
Gedurende een van mijn bezoekjes aan de Duckshop, mijn lokale koffiehuis, informeerde Dick mij over het wezen van Zen Boeddhisme. Paradox, zei hij, is het middel om het denken op te blazen waardoor ego in de ruimte komt te hangen.
En daar schijnt de zon. Altijd. Dat noemen ze verlichting joh.
Voor een Zenboeddhist wellicht zijn de verschillen tussen rijkdom en armoede, tussen ziekte en gezondheid, tussen droom en daad slechts demonstraties van een onderliggende orde die Paradox heet. De verschillen zijn meetpunten waarmee de inhoud van de Nul gemeten kan worden.
De gemartelde die zijn vrijheid en integriteit bewaart, de vrije burger die zich bindt aan wetten, de luie leerling die ondanks zichzelf een studie volgt in het wezen van het Niets, de moeilijkste studie van alle.
Accepteer ik de hypothese dat de getallen van Nul tot en met Eenentwintig archetypen zijn en dat archetypen de bouwstenen zijn van bewustzijn, hemel en aarde - dan kan ik me vervolgens concentreren op de moeilijkheden die daarmee ontstaan.
Het hele universum als een paradox te beschouwen zal de chaostheoretici niet uit evenwicht brengen maar voor een gemiddelde liefhebber van “law and order” is het een ramp. Als elke keus, elk oordeel, elke staat van bewustzijn zichzelf weerlegt dan wordt morele ordening aan de hand van een of andere hoog boven de Paradox verheven norm een twijfelachtige aangelegenheid.
De beelden en afgoden die we volgens de bijbel niet mogen snijden, kunnen helemaal niet gesneden worden. Elke poging daartoe is dwaasheid. Maar omdat Nul de Dwaas wordt genoemd en de Dwaas een archetypische bouwsteen is van mijn bewuste- en onbewuste werkelijkheid, laat ik mij door god noch duivel tegen houden.
Ik ben dus een Nul. Ik weet niets. Het maakt niet uit hoe ik mij gedraag of wat ik doe. Ik ben een cirkel zonder begin of eind. De cirkel is vol leegte. Ik weet niets. Ik weet alles. Ik ben de Clown. Ik ben de Hofnar. Het is mijn taak de koning der schepping een spiegel voor te houden wanneer deze zich gedraagt als een idioot. “I like that”.
Mijn geest, het onduidelijkste deel van mijn zelfbeeld, liet mij als kind en dromer reizen van wijsheid naar rijkdom, alsof deze twee uit elkaar voortvloeiden of ergens in een gemeenschappelijk punt uitmondden.
Fantasieën worden deze gedachtevormen genoemd en volgens het woordenboek zijn dat verschijningen of fantomen. Het analytische denken is er voor, heb ik begrepen, om deze fantomen streng gescheiden te houden van de manier waarop werkelijkheid begrepen hoort te worden.
Goed, ook ik ben wel eens einsteined. Als topsport zo belast is met drugsgebruik waarom zou dat dan ook niet in de topwetenschap het geval zijn. Een vliegezwam intekenen in het E = MC 2 - geeft de symbolist een idee over het soort persoon dat Einstein was, en met welk archetype of met welke tradities hij innerlijk in verbinding stond.
Voor de natuurkundige voegt dit geen jota toe aan wat hij zoekt te kennen en indien mogelijk te beheersen. En later opstijgende paddestoelwolken veranderen weinig aan deze instelling.
En nu we toch over hallucinatorische drugs spreken; is het niet zo dat de jacht op drugs een mooi voorbeeld is van de problemen die wij met Nul-kennis hebben.
Ondanks de lessen die we geleerd hebben van de Amerikaanse drooglegging wagen wij het opnieuw een maffia in het leven te te roepen die in haar huidige connecties met het terrorisme de ‘Grote Democratie ën' in de vedediging drukt; nog afgezien van de verwoestende invloed die dat ‘idiote' verbod op drugs heeft op onze rechtssystemen en economieën.
Ik mag nu wel zeggen: “Ik ben een Dwaas”. Als student moet ik er rekening mee houden dat er een moment komt dat ik mijzelf een objectief onderzoeker noem, en ik voel al wel aan dat de conflicten niet beheerst kunnen worden als ik die twee, dwaas en onderzoeker, niet in hun waarde laat. Een keuze kan en wil ik niet maken. Ik heb mijn fantasieën nodig om origineel te kunnen zijn, ik heb mijn objectiviteit nodig om droom en daad uit elkaar te houden.
Het lichaam dat een ruimte vult kan in een materieel gedefinieerde werkelijkheid niet tegelijkertijd ook een andere ruimte vullen, zoals de reeds gevulde ruimte niet nog eens gevuld kan worden.
In de geest, en nu ook in de computer, kan elke werkelijkheid een transparant zijn op de voorgaande werkelijkheden, en ruimtes kunnen opnieuw gevuld worden en opnieuw gedefinieerd - alsof er geen einde aan de ruimte komt.