Vervolg van de Dwaas van Joachim Bunders
De Magiër |
De Magiër is het archetype dat we op de weg van Nul naar Twee tegenkomen.
De Magiër is die weg. Een verbinding tussen het onbewust zijn van Nul en een bewustzijn dat zich pas in de getallen begint af te tekenen. Een is een weg in niemandsland, niet in het niets en niet in het iets.
Een, net als Nul, is geen getal, is geen opstapeling.
De op getallen gebaseerde Tarot lijkt hier aan te geven dat ik de Magiër niet noodzakelijk aantref in de wereld van het objectieve bewustzijn, en ook niet in die van het subjectieve bewustzijn; niet in de statistische wij-wereld, en niet in de ongrijpbaar chaotische ik- en gij-wereld.
De Een representeert niets dan zichzelf en kan dus geen expliciete representatie zijn van het bewuste of het onbewuste, zoals dat bij Nul wel het geval is. Een definieert de relatie tussen chaos en orde.
Inzicht in Eenheid ontstaat wanneer tegenstellingen ophouden tegenstellingen te zijn. Vanuit de Een gedacht leent elk paar van tegenstellingen zich voor deze versmelting.
Een, zoals we zullen zien, is een inhoud van de Nul. Een gedachte die we maar beter in het actieve werkgeheugen kunnen opslaan aangezien alle overige getallen opstapelingen zijn van die Een.
Ik leef in een dualistisch bewustzijn en ga er dus niet van uit dat onderzoek naar Eenheid een makkelijke zal zijn.
Ik ben ik en jij bent jij.
Dit is prima, dat is pervers.
Ik heb je lief. Ik haat je als de pest.
Zo ziet het er bij mij uit, in mijn hoogte- en dieptepunten. Omdat een langdurig verblijf in welke extremiteit dan ook - mijn op comfort en gezelligheid ingestelde persoonlijkheid nu ook weer niet zo ligt - marchandeer ik maar wat tussen de uitersten van mijn voor- en afkeuren. Ik vind de één gewoon een beetje aardiger dan de ander, en ik schrijf liever een boek dan dat ik me bezig houd met de verzorging van krijsende baby’s. Misschien zien mijn voorkeuren er wat mannelijk uit. De Magiër wordt ondubbelzinnig als een mannelijk gegeven ten tonele gevoerd. lezeressen die het mannelijke principe vooral met dominantie, egoisme of infantilisme hebben leren associëren doen er goed wellicht goed aan het woord `mannelijk ~te vervangen met iets anders.
Noem het 'blinde scheppingskracht'of een "' nooit 'eindigende behoefte aan meer.
Dat kom je tenslotte ook wel bij vrouwen tegen, waarmee de lezer(es) uitgenodigd is het onderscheid tussen 'man en 'het mannelijke' goed in de gaten te houden.
Misschien kom ik al [ploegend door de Een - en zijn creaties in alle andere getallen - trefwoorden tegen die wat tegenwicht geven aan een niet altijd ongerechtvaardigd, maar toch te eng ongenoegen over het functioneren van het man-dom. Dat schept wat ruimte, ruimte die ik graag zou willen vullen met magisch bewustzijn. Want dat zou toch eigenlijk moeten in een essay over de Magiër.
We verkeren in een dualistisch bewustzijn van de wereld, en het compromis is er niet louter van de lucht. Wij mensen zijn toch niet echt allemaal getrouwd met de partner van onze dromen, doen ook niet allemaal het werk dat we graag zouden willen doen, leven niet het leven dat het beste op onze aard aansluit. Ik heb geen maatschappelijk werker of psychiater nodig om mij in te lichten over de afstand tussen fantasie en werkelijkheid.
De baan betaalt aardig, en de stress nemen we op de koop toe. We hebben onze kinderen lief en vervloeken hun hysterie. Alles heeft zo zijn kanten. Eenheid is een grootheid waar het beter is mee te rekenen dan op te rekenen.
We hopen op het wonder, op de ingreep van een onbekende macht, en we verwachten dat wonder ook wel een beetje, maar om daar contracten op af te durven sluiten moet je toch wel tot het lichtgelovige type behoren.
Als er een weg is tussen droom en werkelijkheid moet er afstand zijn. Afstand roept de behoefte op aan meten dat tot wn leidt; abstractie stelt de Magiër in staat het onbekende aan te wenden voor de verkenning van het bekende, of andersom.
De eigenschappen van Fool en Magiër overlappen elkaar. Dat kan ook niet anders. De Een is slechts een streepje tussen middelpunt en cirkel. Zonder relatie tussen cirkel en centraal punt, ook al zijn noch punt noch streepje (graad) ingetekend, kan de Nul helemaal niet bestaan. De Magiër is die relatie, is de verbinder van het niets aan de ene kant met het niets aan de andere kant. Nul en Een verhouden zich als reis en reisdoel. De reis voltrekt zich in een totaal onbekend landschap waarin richting, hoe willekeurig dan ook, doel wordt. Bij gebrek aan herkenningspunten in de Grote Leegte die Nul is lijkt het of er buiten de reiziger zelf niets is dat als herkenningspunt en dus als richting kan dienen. Maar toch, als de Een, net als de Nul, een onbewust gegeven is, dan wellicht is die onbewuste Een zelf richting en doel.
De onzichtbaarheid van de Magiër komt overeen met de moeite die de nihilist (of de empirische materialist) in mij heeft met het opmerken van de magische natuur van mijn biografie en mijn werkelijkheid.
Zittende in mijn nog zeer onbekende heelal, kijkende naar het rechte streepje in mijn bol, zie ik terstond dat deze Magiër in de Tarot geen last heeft van dualiteit. Voor hem is dood geen tegenstelling van leven. Fantasie ziet er niet anders uit dan werkelijkheid. In zijn onvermogen goed van kwaad te onderscheiden herkennen wij het Niets waaruit hij voortkomt.
De Magiër kent binnen de eigen archetypische ruimte geen remmingen; zoals een zaadcel niet om toestemming vraagt op het moment van binnendringing. Het scheppingsproces ziet er in het perspectief van de Een uit als een blinde kracht en is dus onbewust in zichzelf. Waar Een als het begin wordt ervaren kan het niet anders dan onbewust zijn. Het bevat immers geen ervaring van waar het het begin van is. Het is nog door niets met zichzelf geconfronteerd.
Afhankelijk van kwaliteit en richting van een meditatie kan geobserveerd worden hoe de verbinding van Niets naar Alles ook de verbinding is van Alles naar Niets. In meditatie, een bepaalde vorm van concentratie, kunnen rede en emotie plaats maken voor een schouwen waarin de geweldige uitgebreidheid van het heelal tot openbaring wordt gebracht in iets waar in onze taal geen woord voor bestaat. Visioen, directe kennis, hallucinatie of lucide droom, het maakt niet uit hoe ik het noem. De ervaring van de Eenheid mag en kan, net als de naam van God, niet uitgesproken worden.
Zoals Niets op het opdoen van ervaring gericht lijkt te zijn, zo lijkt ervaring zich te richten op het Niets waaruit het voortgekomen is. Een subliminale ademhaling. Uit en in.
In dit beeld wordt het Niets ofwel het Onbewuste de verzamelplaats van alle ervaring binnen het geschapene, hetgeen de Fool tot zo een formidabel personage maakt; niet minder mysterieus dan een snaar theorie in fysica of wiskunde.
In lijn met de occulte traditie, maar vooral ook in lijn met wat mij in Een opvalt, moet ik aannemen dat werkelijkheid (de cirkel) een projectie is van de inhoud (de kern) van Nul, en dat de kern wordt gedefinieerd door de cirkel.
De kracht die deze eb- en vloedbeweging regelt is bewust noch onbewust en kan geen intelligentie, zoals ik die ken, toegedicht worden. Er moet een derde-, een hogere instantie zijn die dit verkeer tussen bewuste en onbewuste regelt. Eenheid impliceert dat óók deze onbekende intelligentie deel uitmaakt van mijn ingebakken archetypische Magiër. De drie-eenheid van God kan heel wel gebaseerd zijn op dit soort overwegingen.
De Magiër die ik ben is niet direct een demonstratie van opperste intelligentie, maar heeft wel –omdat hij de enige verbinding is tussen punt en cirkel - toegang tot informatie van zulk een universele omvang dat gekibbel over normaliteit of paranormaliteit als een trivialiteit afgedaan kan worden.
In de psychologie wordt de menselijke bewustzijnsruimte ingedeeld in onderbewustzijn, bewustzijn en bovenbewustzijn. Omdat humanisme het zonder God wil klaren hebben vooral humanistisch georiënteerde onderzoekers de tanden gezet in de idee van dat bovenbewustzijn.
In mijn eigen oriëntaties komt deze indeling als een zegen. Het geeft mij een handvat waarmee ik de Magiër kan aanpakken.
Bovenbewustzijn kan dan gezien worden als de superruimte die bewustzijn en onderbewustzijn omvat. Zoiets als these, antithese en synthese.
Bovenbewustzijn is niet alleen een handige zet die de afgezworen God via een achterdeurtje toch weer in de vergelijking opneemt; bovenbewustzijn is de meerwaarde die ontstaat wanneer bewustzijn en onderbewustzijn zich verenigen, maar kan ook heel wel de intelligentie zijn die de vereniging tegenwerkt wanneer de in dit proces betrokken infrastructuren de energie van een hoger bewustzijn nog niet aankunnen.
Om door te dringen in de Tarot of in kennis van het Zelf kunnen we niet om de ervaring heen waar de Eenheid van de Magiër voor staat. Ook al is deze ervaring in het diepste van ons Onbewuste gevallen, en weten we nauwelijks waar te beginnen.
Het gaat hier om een fenomeen waarvan we kunnen vaststellen dat het op zijn minst een heelal uit zijn lege hoed heeft getoverd. In de Eenheid is er geen verschil tussen begin, nu en einde.
Heel al; het begin te kennen is het nu en het einde kennen. Verbinding met originaliteit is een andere manier om het concept ‘begin’ in het hier en nu te kunnen grijpen.
Onze behoefte aan kennis van het eerste begin heeft al heel wat hypothesen over God en Evolutie voortgebracht. En toch is ons bewustzijn er met de toeneming van de ingewikkeldheid van onze cultuur-, en sinds Diluvium, Plato en het overlijden van mijn grootouders, alleen maar dualistischer op geworden. Het verstrijken van tijd op zichzelf voegt toe aan dualisme waar het ene moment vergeleken wordt met het andere, en er ook steeds meer momenten bijkomen die in die vergelijking opgenomen moeten worden.
"Concentratie op een eerste begin", lijkt mij een ijdele bezigheid te zijn. Het begin is net als alle andere nummers een archetype, en maakt deel uit van elke werkelijkheid of van elk moment. Een verbinding tussen fantasie en werkelijkheid, tussen niet-zijn en zijn.
Omdat elk begin een eind impliceert, verwijst elk begin naar een einde, zoals het einde verwijst naar een begin. Alles is uniek, alles is eenmalig, alles is in metamorfose en wetenschap bevestigt dit en noemt het Chaos.
Er bestaan gelukkig ook archetypen die wat meer soliditeit lijken te presenteren. Zoals er in biografie en natuur nog aardig wat herhaling en vastigheid lijken te bestaan.
Maar wat zich voordoet als herhaling, als zekerheid, bewijs, kontrakt of wet, is wat de Magiër betreft niet wat het lijkt te zijn.
In de Engelse taal wordt met de manier waarop One wordt getekend niet alleen een Eenheid aangeduid maar ook het begrip "ik". “I”.
Ik is het vuurelement in de temperamentenleer van Rudolf Steiner, verwijzende naar het onsterfelijke deel van wat we denken te zijn. Onze kosmische identiteit, net als onze genetische identiteit, representeert iseksualiteit, creativiteit en spiritualiteit; alle expressies van het vuurelement.
De Magiër is de weg waarop het veronderstelde ik en het veronderstelde niet-ik samenkomen. Het is in deze samenkomst dat individualiteit (ondeelbaarheid) ervaren wordt, en vervolgens als identiteit geaccepteerd. Een ik zonder een niet-ik kan zich niet onderscheiden en dus niet opgemerkt worden; kan niet tot bewustzijn komen.
Hoewel hetgeen ik beschouw als zijnde mijn ik een centrale positie lijkt in te nemen in het spannende wereldje van tegenstellingen, is het niet dit ik dat centrum is van wat ik ben. Het stukje bewustzijn dat ik zegt wijst als een aanwijsstok naar dit centrum. Het centrum ligt verborgen in de kern van de Nul en in 3D mogelijk aan het einde van een tunnel.
Zoals het bovenbewuste moeilijk te onderscheiden is van het onderbewuste, zo is het ‘ik’ moeilijk te plaatsen. Wat kan er nu meer centraal zijn dan het ik. Toch wordt de Magiër geïdentificeerd met deze gespletenheid. In esoterische kringen spreekt men van een mentaal ik, een individuerend ik en een hoger ik.
Omdat de ervaring van Eenheid ontkend wordt, althans niet tot bewustzijn wordt gebracht, hebben we ons opgesloten in een identiteit waar maar één waarheid kan bestaan; de eigen. Mijn mentale ik kan ook niet veel meer inhouden dan wat ik met mijn brein denk te vatten.
Beschouw ik het hier als centrum van alle richtingen, en het Nu als centrum van alle tijd, dan kan ik de positie van mijn punt van oorsprong verkennen in een grotere identificatie met het Hier en Nu. Voor het ‘ik’ bevat elk Hier en Nu een potentie die de louter historische- of lokale betekenis te boven gaat; dat is een ervaringsfeit voor iedereen die wel eens een vorm van verhoogd bewustzijn heeft ervaren; en wie heeft dat niet?
In de hypothese dat de Magiër in dit vergelijkingsspel het ik representeert wordt het mogelijk meer over het ik te weten te komen. Kijkende naar bestaande opinies over de Magiër krijg ik wellicht informatie over de manier waarop ik met dat ik omga.
In het beter articulerend deel van de bevolking wordt magie hoogstens als fantasie getolereerd. Dat wat we niet kunnen verklaren of begrijpen laten we aan wetenschap of aan religie over; en deze bedrijfstakken lijken niet overenthousiast om een magisch bewustzijn, wat dat dan ook maar zijn moge, als de favoriete- of zelfs maar als een goed ingelichte staat van bewustzijn te accepteren.
De Ene God kan er voor sommigen nog mee door. Toverstokjes en het creëren uit niets worden overgelaten aan kinderboekenauteurs, of in ernstiger gevallen aan exorcisten en psychiaters.
Ik is een verdacht begrip. Geen wonder. Het onbekende kan van alles zijn. Definities leiden al snel tot te beperkte opvattingen die in contact met andere beperkte opvattingen conflicten brengen die eigenlijk nergens over gaan maar wel grote schaduwen werpen over ons mentaal evenwicht.
Hypothese en geloof staan, wat het gezonde verstand betreft, recht tegenover experiment en ervaring. De Magiër kruisigt zich in deze tegenstellingen. En het Kruis, die Geheimzinnige onbekende X in al onze vergelijkingen is doel, lust en pijnbank van een vrij onderzoeker.
Eenheid!
Merk op hoe de opvatting over de ene God wordt ondermijnd door het delingsgedrag dat we al in Nul aantroffen, zo treffend gedemonstreerd in ontelbare schisma's, maar ook in de wetenschappelijke analyse - waarin het aan stukjes hakken van informatie tot in het oneindige kan worden voortgezet; en waar elke hoop op inzicht in eenheid, behalve bij wat excentriekelingen, al lang geleden is verdampt.
Waar praten we dus over en wie was de warhoofd die de Een als een begrip herkende en zelfs een kardinale plaats heeft gegeven in taal en rekenkunde.
Ook in onze eigen Bijbel begint de scheppingsweek met de eerste dag; zoals er slechts één woord gesproken hoeft te worden om ons te redden van de ondergang, het woord dat volgens Johannes het begin is van alle dingen. “Het begon met het woord”. Beth, dat huis betekent en symbolisch verwijst naar traditie, is de eerste letter in het Hebreeuwse alfabet. Genesis begint met ‘Bereshith’, ‘in de beginne’, maar ook ‘ín principe’. Het schouwen in traditioneel taalgebruik brengt een opeenvolging van zelfbeelden aan het licht waaraan mijn eigen zelfbeeld is ontleend. Mijn zoeken in etymologische woordenboeken is een manier om bij de oorspronkelijke openbaring van woord en zelfbeeld uit te komen.
Ik stelde vast in mijn nadenken over eenheid of over het Ik, dat Nul niet alleen uitkijkt over de veelheid, maar dat Veelheid ook de Nul voor ogen houdt. De reductiemodellen van de wetenschapper, de schuldverminderende economie van kerken, terugtredende overheden en miniaturisatie in de techniek zijn als de gang van volle maan naar nieuwe maan. Het nummer van de Maan in de Tarot is 18. De Een die de twee nullen verbindt waaruit 8 is opgebouwd en in één symbool (getal) samenvat.
De Magiër is een verbinder die in elke verbinding een kwaliteit toevoegt die niet in de afzonderlijke delen te vinden was, dus ook eigenlijk niet kan bestaan. Zoals de hallucinaties van een door de volle maan aangestoken verstand ook wel worden afgedaan als waan. Opkomst en ondergang in geschiedenis, wetenschap, moreel besef en persoonlijkheid; toename- of afname van waarden behoren tot de wanen van een door de maan ontregeld brein. De menselijke activiteit, georganiseerd rond een Ik waarvan de definities even terughoudend zijn als die van een Magiër of die van een God, lijkt in haar totaliteit, maar dat hadden we in de Fool al vastgesteld, te berusten op een chronische vorm van maanziekte, Een hachelijke balans tussen vernietiging en creatie, tussen toename en afname.
Fallus en kanonsloop, toverstok en speer zijn figuratief verwant aan Een. Traditie en praktijk leren dat het creatieve beginsel, veelvuldig God genoemd, geeft en neemt. Fantasie reikt steeds nieuwe mogelijkheden aan om te leren omgaan met hogere energieën, synergie en eenheid - en laat ons sterven voor de scheppingen van onze lagere- en geblokkeerde energieniveaus.
Een is de eerste, het begin van alle dingen.
In de Tarot worden wij uitgenodigd om alle theorieën die wij over het ontstaan van het universum hebben te vervangen door een recht lijntje, van onderen naar boven geschreven of omgekeerd, het getal Een. De Fool mag dan met zijn sprongen in de onbekendheid kennis veroorzaken en bewustzijn, dat verklaart niet hoe de Fool aan een omgeving komt waarin hij kan springen. Waar komt het allemaal vandaan?
Dit eerste serieuze probleem waar realiteit en Tarot ons voor stellen en waar ik mijn fantasie op mag oefenen is een vraagstuk waar generaties nieuwsgierigen hun hoofd over hebben gebroken. En wanneer de omgeving de nieuwlichterij niet kon aanzien ook wel hun nek.