Ontdoen we de Een van zijn kalligrafische elementen dan rest ons een graad van de cirkel. De oneindigheid van Nul vernauwt zich tot een straal, en straling is een niet onbelangrijk kenmerk van het heelal waar wij in terecht zijn gekomen.
De Een verbindt het niets van boven met het niets van beneden.
Dit schijnt in tegenspraak te zijn met een andere bemiddelende functie van Een, die tussen Nul en Twee. Twee is tenslotte niet niets.
Het is vaak niet al te moeilijk de begoochelingen van een goochelaar te doorzien als een truc, een handig gecreëerde illusie. Dit doorzicht te hebben in de eigen realiteit en deze af te doen als een foefje of een zinsbegoocheling vraagt wel om een gaatje in je hoofd. In het Oosten echter is dit al duizenden jaren de prominente opvatting en wordt werkelijkheid Maya genoemd, hetgeen illusie betekent.
De aanvaarding van evolutietheorie en theorieën over ‘dode’ en ‘levende’ materie heeft ons vrijwel geheel en al vervreemd van de primitief die geen onderscheid kon maken tussen een natuurlijk feit en de werking van een god, of tussen een steen en de herinnering van een ras.
Een Engelse priester meende mij een dienst te bewijzen door met de grootste nadruk te stellen dat een boom toch echt een onbezield voorwerp is. God is kennelijk een lokaal verschijnsel.
Wij geloven in wat wij aanzien voor onze ervaringen en brengen sprookjes onder in de folkloristische afdeling. En wij staan sterk in onze verlichting. De muur waartegen ik mijn hoofd stoot en de buil die zich vormt spreken duidelijke taal.
Tenzij de buil en de pijn ook illusies zijn.
Natuurkunde legt het idee dat de muur een illusie is steeds minder in de weg. Onze materiële omgeving blijkt bij aandachtige beschouwing niet veel meer te zijn dan wat straling in de ‘lege’ ruimte.
Uit iets echts voortgekomen of uit de duim gezogen?, is de vraag.
Voor pijn of buil maakt dat niet veel uit, neem ik aan.
Mijn zoon pleegde in de treffende momenten van zijn ontwikkeling de muur een schop terug te geven. Hoezeer ik ook kan genieten van onze op wetenschap en techniek gebaseerde beschaving waarin ik geïncarneerd ben; deze beschaving heeft het probleem van de dualiteit nog niet opgelost, en heeft daarom wel theorieen over- maar geen kennis van de Een.
Wat vertel ik mijn kinderen?
Sprookjes!
De tegenstelling kan ook anders verwoord worden.
Muur en buil, volgens onze traditie, staan met elkaar in relatie als oorzaak en gevolg. De muur te zien als gevolg van een behoefte ergens tegen aan te lopen en zodoende de sensatie van buil en pijn te mogen smaken lijkt net zo onzinnig als de aanname dat een mens een goddelijk schepsel is, een kind van het al.
Gedurende momenten van verwarring, in tijden van crisis, tegenspoed en zelfbeklag mediteer ik wel op dit soort samenhangen en hoogmoedigheden nu en dan. Maar door traditie gevormde reacties houden, wanneer ik mijn trein mis, geen rekening met deze verdwaalde momenten van irrationele inkeer. Het komt niet bij mij op mijn goddelijke rechten uit te oefenen, de tijd een stukje terug te draaien en me te nestelen in die zalige wetenschap heer en meester te zijn. Voor hetzelfde geld zou ik die hele trein kunnen overslaan en regelrecht van huis opstijgen op de rook van wat Perzische kruiden; voor hetzelfde geld zou ik een ongeboren vrucht kunnen zijn die aan een onuitputtelijke droomboom hangt.
De Magiër maakt korte metten met deze verwarringen. Alles wat hij aanraakt aan de nummerkant draagt zijn kenmerk van vernauwing, van concentratie, van een volgehouden aandacht tussen de tegenstellingen die alle op zichzelf uit niets bestaan, maar dan een niets dat we al gevuld hebben met iets dat niet helemaal niets is.
Abracadabra.
Op de lat van de Magiër zijn oorzaak en gevolg aan elkaar gelijk. Zij worden door niets gescheiden in de Eenheid.
De vraag naar het ontstaan van het heelal wordt een vraag naar het Ik. De vraag naar het ik zoekt antwoord in de vraag naar de materie.
De Magiër als aartsvader en naamgever van alle getallen staat elke denkbare vernauwing toe. Het is waar dat oorzaak een gevolg heeft. Het is waar dat oorzaak en gevolg twee manifestaties zijn van ééndroombeeld. Het is waar dat gevolg eindeloze reeksen van oorzaken creëert.
Allemaal waar. Elkaar aanvullend, een abstracte ruimte scheppend waar letterlijk alles mogelijk is, en waar volgens dezelfde logica niets mogelijk is. Een ruimte waar niets niet helemaal niets is en iets niet helemaal iets.
Ik merk dat ik tijdens het schrijven van dit hoofdstuk zoals gewoonlijk het praktische nut uit het oog dreig te verliezen. Bedenkende echter dat oorzaken en gevolgen ruimtes zijn die ik ook in de eigen biografie doorkruis, de vette en de magere jaren en de leegte en de volte, meen ik toch nut te kunnen puren uit pogingen de abstracte, magische kant van mijn ervaringen te blijven verbinden met hetgeen op een ander waarheidsniveau in een kundige 'oorzaak- en gevolg redenering' weggerationaliseerd kan worden.
De omstandigheid dat elk gevolg wel een miljoen oorzaken kan hebben staat mijn goedgelovige rationalisme nauwelijks iets in de weg. Traditie heeft mij geleerd welke omstandigheden te herkennen en toe te laten als oorzakelijk, en welke niet. Rationalisme en reductionisme staan op goede voet met elkaar. Wat niet past in vergelijking of bewijs wordt gewoon niet opgemerkt. Nog een wonder dat wetenschap werkt. Of geen wonder misschien. De vernauwing van de Magiër houdt niet op magisch te zijn in de momenten van manifestatie. En we blijven oog in oog met de mirakels van de zogenaamde werkelijkheid oooo en aauu roepen. Of we vinden het allemaal heel gewoon en begrijpelijk. We missen dan wat, maar niet wetende wat het is dat we missen, hoeven we ons daar geen zorgen over te maken.
De scepticus zal zich overigens afvragen of moderne wetenschap en haar toepassingen echt wel zo geweldig werken.
En wat te doen met de volgende paradox?
Het nut van studie van de Magiër zit hem misschien wel in de ontwikkeling van wat meer twijfel.
Een grappige veronderstelling. Welke rechtgeaarde romanticus associeert nu een Magiër met een twijfelaar? Maar toch kunnen hele grote spierballen mij heel wel bewust maken van onderliggende zwakte.
En is twijfel trouwens niet het begin van alle vernieuwing? Of is twijfel niet de achterkant van de zekerheden die de Magiër uitstraalt?
Mijn eigen vernauwde, dualistische visie verruimt zich in het beeld waarop ik mij concentreer.
Voor de Magiër zijn slachtoffer, muur, botsing, buil en pijn ingrediënten van één ervaring die betekenis heeft op een weg die leidt van onbewustheid naar bewustheid. De betekenis, of de symboliek van de ervaring, leent voortdurend beelden van een magische natuur en een al even illusoire wereld.
Ik droom mezelf moedig als een leeuw, beminnelijk als een otter en angstig als een wezel. Ik droom mijzelf muren waar ik tegen op loop en waaraan ik het bewustzijn over houd van een waarnemingsvermogen dat nog niet steeds voldoende functioneert. Ik heb een muur om mijn sensitiviteit (mijn twijfel?) opgebouwd.
De Magiër, gebruik makende van de cirkel die hij zelf doet ontstaan, omringt zich steeds met aan taal en ‘werkelijkheid’ ontleende ingrediënten en brouwt daar allerlei bewustzijnsspul uit.
Vernauwing en ommuring hebben wel het een en ander met elkaar gemeen.
Een is een primair getal. In mijn eigen archetypische opbouw moet ik aannemen dat de muren waarmee ik mij afscherm een primaire functie hebben in het leerproces dat de groei naar een verruimd bewustzijn is. De opstapeling van stenen. Een verzameling van opgesloten herinneringen. Verdringingen die opgestapeld een muur vormen tussen mijn ik en de hier- en nu-werkelijkheid.
Laat ik de botsing nog Eens ondergaan.
Boem. Au!
Gewoonlijk is mijn dualistische reactie: "Voortaan beter uitkijken als ik in de buurt van die muur kom". Alsof het werkelijk iets met die muur te maken heeft.
In mijn concentratie op de Magiër zeg ik: "Ik ben de muur en de botsing".
Als het niet de muur kan zijn dan droomt mijn geest wel een ander obstakel op mijn weg. Het gaat niet om het incident zelf, het gaat om de innerlijke boodschap: "Het bewustzijn loopt te maffen, houdt geen rekening met reeds opgedane ervaring en stagneert in zijn ontwikkeling."
Pijn is zo overtuigend reëel. Toch is de pijn makkelijker te verdragen soms dan het werpen van een aandachtiger blik op het hoe en waarom van de verdoofde en gepantserde staat waarin ik mij voortbeweeg. Als ik mijzelf echter de hele dag loop te herinneren dan ga ik me wellicht verantwoordelijk voelen voor allerlei zaken waar ik thans dromerig aan voorbij ga.
De muur een bescherming tegen de eigen chaotische projecties. De muur een gevangenis. Er zijn individuen die zich na ontslag weer zo snel mogelijk op laten bergen. Gevangenissen, hoofdkantoren, professioneel volgeboekte agenda's, psychiatrische inrichtingen, ideologieën en gewoonten. Aan welke kant van welke muur spelen de botsingen zich af? Wat is dat voor een spel waar de Magiër zo door geboeid wordt?
Als zes mensen tegen dezelfde muur lopen hebben ze alle zes een buil. Zelfs zij die opgevoed zijn in de wetenschap dat werkelijkheid een illusie is hebben een buil. De illusie mag een appel zijn; ze stilt de trek er niet minder om. Het gaat er echter niet om wat we geloven maar of we in alle afstandelijkheid ‘aanwezig’ zijn. Het gaat om de oplossing van paradox.
Door de collectiviteit in de ervaring die we met muur en onoplettendheid hebben opgedaan lijkt oorzakelijk verband tussen die twee nauwelijks vatbaar voor discussie.
Dank zij de psychologie, en vooral dank zij Jung, hebben we nu woorden voor het begrijpen van de massabegoocheling waarin we gaan leren de dingen te zien zoals ze óók zijn.
Die woorden zijn bijvoorbeeld: ‘Collectief onbewuste’, en ‘Synchroniciteit’.
De muur als abstract beginsel is in deze situatie een deel van de collectieve onoplettendheid, van de collectieve afwezigheid of van de collectieve afstandelijkheid; alle leidend tot vormen van collectieve afsluiting, opsluiting of isolement. We willen wel een onafhankelijk bestaand ‘ik’ zijn, maar zolang we niet weten wat dat inhoudt, graag niet te veel. Vandaar die collectieve samenwerking in de in stand houding van de muur.
De Magiër verbindt Nul met Nul. Hij staat in permanent contact met Nul, een Nul die alle stralen bevat, zoals het "Collectief Onbewuste" alle ervaring bevat die we met de archetypen hebben.
Volgens van Dale gaat het Collectief Onbewuste over ‘de psychische inhouden die stammen uit de ervaring van de mensheid als geheel’.
De Magiër ervaart "Synchroniciteit" waar ik, in mijn geïncarneerde dualiteit oorzaak en gevolg ervaar.
Ik ben bezig mij werkelijkheid voor te stellen. Alles is straling. Straling valt op een ‘medium’, zoals een film op het doek wordt geprojecteerd.
Dat wat ik ‘ik’ noem staat zonder onderbreking bloot aan de beelden van het collectieve deel van het onbewuste, maar ook aan het bewuste deel van het collectief.
Ik kan mij voorstellen, en deze voorstelling komt plezierig dicht bij de voorstelling die ik nu over materie heb dat, wat ik ervaar als werkelijkheid, het resultaat is van zo een soort projectie.
Jij en jij en jij..; jullie allemaal zijn ikken. Allemaal blootgesteld aan de schikking van de archetypen, allemaal betoverd door het verhaal dat zich op de eigen muur afspeelt. De projector zien we over het hoofd.