Bestudering van de bijbelboeken die geschreven zijn in een alfabet waarvan de letters als getallen gelezen dienen te worden, heeft aan kunstenaars, ketters, heiligen en geleerden briljante staten van bewustzijn geopenbaard. Grote culturen hebben tot aan de moderne tijd toe het getal als een Gulden Snede verwerkt in riten, kunst, wetenschap en constructies. Kalenders in rots, kathedralen in steen, bouwkundige mirakels waarvan bouw, bedoeling en betekenis ons nog steeds voor raadsels stellen. Velen probeerden uit de bewaard gebleven brokstukken de verloren gewaande sleutel tot de betekenis van de getallen te hervinden.
We weten dat veel kennis verloren is gegaan en vernietigd. Hoe die oude kennis, of wat daar nog van over was, onze antieke voorouders bereikt heeft is een onbeantwoorde vraag. Overdracht van abstracte kennis in de oudheid zou zich beperkt hebben tot kandidaten die via initiaties op de grens van leven en dood integriteit verwierven; integriteit die misbruik van kennis vrijwel onmogelijk maakte. De meesters fluisterden de geheimen, de condities tot het bereiken van deze kennis, in de oren. Via liederen en recitatieven die in duizenden jaren van generatie op generatie werden overgedragen bleef de prehistorische mens verbonden in een eschatologie die wellicht functioneerde als de ziel van het volk.
Met de opkomst van een grotere kennis van de fysieke wereld, met het uiteen vallen van de functie van de sjamaan in allerhande specialismen, en met een nieuwe dimensie waarin opgeschreven kon worden wat voorheen slechts collectief herinnerd werd, ontstond er de toenemende mogelijkheid en behoefte om kennis te scheiden en op te splitsen, en vervolgens de delen tegen elkaar op te zetten. Kennis kreeg het druk met de verdediging tegen kennis, en verloor het bewustzijn van de Eenheid, met het punt van oorsprong, met de ervaring en kennis van het grensgebied waar leven en dood samenkomen.
Zoals de relatie tussen geld en goud is verbroken, zo wordt ook kennis bijna niet meer beschouwd als een voorrecht voor de enkeling die zich in morele zin waardig heeft getoond. Dat kennis een werktuig is met grote vuurkracht en explosieve potenties is een klein geheim dat doorklinkt in de uitdrukking ‘kennis is macht’. In de zwaardenserie van de Kleine Arcana worden ideeën die te maken hebben met deze mentale ruimte verder uitgewerkt. Volgens traditie staat het zwaard symbool voor het lucht-element, corresponderend met de analytische ruimte, ofwel de mentale dimensie.
Het proces van individualisering manifesteerde zich als fragmentatie en specialisatie, die in onze huidige nucleaire technologie diep in de materie gezonken expressies heeft gevonden. Klimaat en aarde zijn nu een bron van grote zorg. Wordt het oude denken mythisch en magisch genoemd en het nieuwe denken historisch en analytisch, dan zien we hoe totem zich heeft verbonden met het moderne; terwijl taboe samen met het primitieve en antieke denken een schuilplaats in de schaduw moest vinden.
De nieuwe historische- en op het geliberaliseerde woord gebouwde cultuur werd de dominante cultuur. En allen die het woord verspreidden namen deel aan een massale poging de schaduw uit te roeien. Het Woord in steeds weer aangepaste vorm, en niet de natuurlijke ervaring, werd de maatstaf voor leven en dood. En het getal van de geroosterden, de gehangenen, de gewurgden, de gemartelden, de verkrachtten en de rechtelozen - staat geschreven in ons onbewuste en legt vandaar, ‘in harmonie met een gezond overlevingsinstinct’, een welhaast dwingende voorkeur aan ons op - onze ervaringen toch vooral in een rationeel licht te zien.
Wat niet meer beleden en bestudeerd mocht worden verborg zich en werd occult. Uit lijfsbehoud bediende onverbeterlijke onderzoekers van de oude kennis zich van codes, eden, symbolische voorstellingen, groene taal, en natuurlijk het ‘ars gothique’, het ‘argot’. Het lijdt hoe dan ook geen twijfel dat er door al deze historische processen veel ‘oorspronkelijke’ kennis verloren is gegaan.
De vraag of dit verlies onherstelbaar is, vormt een onweerstaanbare uitdaging. De getallen en de elementen hebben we in elk geval nog en er staat mij geen inquisitie in de weg een eigen onderzoek in te stellen. Voor het overgrote deel van mensheid zijn getallen nog slechts functionele-, kwantitatieve abstracties. De schaduwzijde van de getallen is nog aantoonbaar in ‘trivialiteiten’ als de angst voor nummer 13, het geloof in geluksgetallen - en natuurlijk de getallen die gebruikt worden in de bijbel, inin kinderliedjes, in sprookjes, gezegden, legenden en andere volksmythen die konden en moesten overleven omdat hun invloed rechtstreeks tot het onbewuste spreekt.
Omdat deze boodschappen steeds minder blijven haken in het thans zo rationele bewustzijn, moeten wij ons tevreden stellen met het uiterlijk van het verhaal, met het uiterlijk van onze biografie, een gepleisterd graf waarin ongekende inspiratie, scheppingskracht en genialiteit rust.
We kunnen de opwellingen uit dit graf wel duivelse ingevingen, magische begoochelingen, stemmetjes van "walk-ins" - of hallucinaties noemen; dat is niet voldoende om een nieuwsgierige geest in slaap te wiegen. Het feit dat wij niet weten waar onze fantasieën, gedachten, dromen, stemmingen of emoties hun ontstaan vinden betekent dat wij niet in contact staan met de bron van deze zaken. Toch een enigszins zorgelijke gedachte misschien.
Breinonderzoek toont aan dat de informatieverwerking net als in de computer een binaire basis heeft. Ja of nee. Plus min. In astronomische- en andere driedimensionale kringen is opgemerkt dat de steeds grotere rekenkracht van de computer visualisatie toestaat van tot op heden onzienbare- en soms onvoorstelbare verbanden. Non-lineaire algebra brengt het denken over orde, chaos en intelligentie in een nieuwe stroomversnelling. En wat is dan bijvoorbeeld nonlineaire tijd, non-lineaire logica, non-lineair gedrag, non-lineaire seks?"
Iedereen die zich verbeeldt verstand te hebben van computers, en daar hoor ik nog lang niet bij, weet dat het hart van de computer niet zit in de programma's, in Windows of in DOS. Het hart is de "processor" die de eindeloze eentjes en nulletjes door voorgeschreven circuits leidt, en via miljoenen schakelingetjes verbindingen legt met de functies die wij willen verrichten.
Als simpele getallen als Nul en Een de abstracte grondstoffen zijn van alle creatie: van heelal, mens en machine, van beest en geest; waarom ze dan ook niet te gebruiken als bakens op mijn zoektocht naar de oude kennis; naar een verzonken Mu of Atlantis - zo zeer verbonden met de mythe van een andere wetenschap dan die waar we toch ook nu weer langzaam maar zeker mee naar de bliksem gaan?
Omdat ook de oude wetenschap grootschalige ondergang niet heeft kunnen voorkomen zullen wellicht het oude- en het nieuwe denken niet alleen verzoend maar misschien zelfs tot eenheid gebracht moeten worden. Er is opgemerkt dat het lichaam meer is dan de som der delen. En misschien hebben we dat ‘meer’ wel nodig om deze keer wel te overleven. Het orakel is een weg naar zelfkennis, een weg naar de eigen machinetaal; zij het individueel- zij het collectief. Bereiken we dat niveau van waarneming dan, mogelijk, kunnen intelligentie en toepassing verbonden worden op een wijze die meer recht doet aan de hogere verwachtingen die we van onszelf hebben.
In bovenstaande, en in wat volgt, zit ongetwijfeld de nodige hypothese. Wil ik echter een model op mijn scherm toveren die de vergelijkingen uitbreidt tot voorbij het bestaande zelfbeeld, dan kan experiment niet gemist worden. Dat dit experiment, volgens welingelichte kabbalisten, meer op het spel zet dan kan worden voorzien draagt bij tot de aantrekkelijkheid van de uitdaging.
Observatie van de getallen maakt snel duidelijk dat begrenzingen en definities snel oplossen in paradox, slechts bestaan als projecties van een dolende menselijke geest op zoek naar een vast punt, een pondje zekerheid.
Het schrijven van dit boek komt voort uit mijn verlangen mijzelf en mijn potentieel beter te leren kennen. Op gevaar af van lektrocutie door kortsluiting, moest ik een poging wagen ja en nee, goed en kwaad, godsdienst en wetenschap enz. met elkaar te verbinden; moest ik proberen, getallen, mythologische percepties, archetypen in één menu-boom te krijgen.
Aan het einde van mijn verhaal zal blijken dat het nog maar een piepjong boompje is, en nog niet zo erg goed gecultiveerd. Maar dàt is de collectieve kant van de waarneming. In mijn individuele en subjectieve bewustzijn beginnen de dingen die ik aangeraakt heb vruchten te dragen. En bedenk eens wat het is dat ik aanraakte. De Zot, de Hogepriesteres, de Dood, Gematigdheid, de Wereld. En vergeet de Geliefden niet!
Ik beveel onafhankelijke studie van de Tarot van harte aan als een betrouwbare en relatief veilige weg naar... wat mogelijk ervaren wordt als een nieuwe aarde en een nieuwe hemel. Een Koninklijke Weg, volgens de traditie.
MEER INLEIDING
Een volledig Tarotspel telt 78 kaarten. Ik wil me concentreren in dit werk op de 22 Grote Arcana. Er zijn 56 Kleine Arcana, waarvan 40 kaarten worden gezien als de toepassing van de getallen in de vier elementen: water, aarde, vuur en lucht, corresponderende met harten, ruiten, klaveren en schoppen, die weer overeenkomen met bokalen, pentagrammen, staven en zwaarden.
De resterende 16 hofkaarten in de Kleine Arcana handelen over de werking van de elementen in elkaar. Als alles uit 4 elementen is opgebouwd, dan ook de elementen zelf. Voor het begrijpen van de Grote Arcana is inzicht in, maar liever nog ervaring met aard en werking van deze vier elementen onontbeerlijk. Het inzicht moet misschien nog komen, maar ervaring met de 4 elementen hebben we allemaal; we zijn dus gekwalificeerd. Ik streef niet naar consequente toepassing van elk Getal in alle elementen, dat zou de omvang van mijn taak tot stuitende proporties doen uitdijen; bij wijze van oefening en voorbeeld zal ik hier en daar trachten dit inzicht op te roepen.
Over de oorsprong van de Tarot bestaan uiteenlopende theorieën en meningen waarvan het weinig zin lijkt te hebben er één aan te hangen of daar nog weer een eigen opinie aan toe te voegen.
Ironie wil, althans wat orthodoxe geschiedschrijving betreft, dat de eerste Tarotkaarten opdoken in het middeleeuwse Italië, dicht bij dat christelijke heiligdom, de Paus. Zigeuners gebruikten de kaarten om er ‘de toekomst mee te voorspellen’.
Het moderne kaartspel is van de Tarot afgeleid. De kerk kwalificeerde het spel als duivels prentenboek en deed het in de ban. Een veel aangehangen theorie zegt dat het Tarotspel in de wereld is gebracht uit vrees dat bepaalde kennis verloren zou gaan. En ik vind het niet moeilijk me voor te stellen dat de verbinding van bepaalde beelden met getallen de gedachte wekt dat getallen, naast kwantiteiten, mogelijk ook nog iets anders zijn. Dat getal meer uitdrukt dan kwantiteit. Dat een getal meer is dan de som der delen.
De verpakking van deze "bedreigde" kennis in een spelletje was een weinig succesvolle poging de aandacht af te leiden. De vrees echter voor ontdekking en vervolging stond in een zinvol verband met de paranoia van roomse theocraten die in zelfstandig onderzoek of -denken nooit iets anders zagen dan een aanval op hun macht en dus op de bestaande orde.
Op de manier waarop Rome haar invloedssfeer zuiverde van zelfdenkenden hoef ik hier niet in te gaan. Misschien steekt er iets in de generalisatie dat zij die wereldlijke macht opeisen op grond van ideologische-, religieuze-, morele- of zelfs wetenschappelijke autoriteit onveranderlijk, tenminste een deel van, hun bronnen moeten afschermen en vervalsen. Ook christendom had, zoals we nu weten, vanaf haar ontstaan veel te verbergen.
We mogen aannemen dat het de kerkvaders bekend was dat de vertellingen van de bijbel interpretaties waren van een taal die zich niet zo eenvoudig kraken laat. De bijbel is genoteerd in een alfabet zonder klinkers. Zoals de naam van God onuitspreekbaar was, zo was Gods woord onuitspreekbaar. Dat er al generaties lang Joodse schriftgeleerden bezig waren de teksten leesbaar te maken, sloot het weten niet uit dat de figuren waarin de bijbel was opgetekend en overgeleverd - getallen ofwel symbolen waren.
Spreektaal kan deze symbolen duiden en een richting geven; ze kan het symbool nooit vervangen. Als de meester een koe op het bord tekent en zijn leerlingen vraagt waar dit beest de leerlingen aan doet denken, zal het de een via melk bij de honing brengen en een ander aan een stal of een school doen denken waaruit het zo heerlijk is weg te breken wanneer het voorjaar aanbreekt. En natuurlijk was die koe, of de stier, ook al duizenden jaren lang hèt maansymbool, een uitdrukking van de invloedssfeer van de Godin. De realiteit ziet er voor de symbolist uit als een gevangenis, waar de vrijheid van de symbolist door zijn verlichte broeder als chaos wordt ervaren.De oneindigheid aan associatierichtingen veronderstelt het bestaan van een verbinding tussen symbolisch denken- en dat deel van het menselijke bewustzijn waar een bovennatuurlijke notie als oneindigheid kan bestaan. Alles in de tijd is eindig en het is in de tijd dat we ons bepaalde onbegrensdheden bewust worden. Paradox speelt een kardinale rol, en de oneindigheid van de eindigheid doet als koan niet onder voor het beroemde klappen van één hand.
Modern denken staat aan de basis van het succes van de tovenaarsleerling. Zomin als ik de magie uit het verleden bij voorbaat van de hand wijs, zó kan ik ook niet om de dagelijkse realiteit van de moderne wetenschappelijke veroveringen heen. Ik werk er mee, ik leef er mee, het voedt me en het inspireert me. Bovendien geven ontwikkelingen in het moderne denken nieuwe beelden waarmee we de ijle figuren die we archetypen noemen kunnen bekleden en zichtbaar maken.
En elke nieuwe theorie kleeft net zo makkelijk aan deze archetypen als de oude; als waren deze verkleedpartijen van het begin af aan voorzien. Kijkende naar wat er nog aan primitieve culturen is overgebleven valt op dat het mythische en magische element van deze culturen verweven is met angst, zoals wij behekst werden of worden door angst voor lot en god. Over het algemeen lijken de bloedstollende goden minstens zo machtig als hun vriendelijker gestemde verwanten; en je weet het dus maar nooit. De ‘noodzaak’ te overleven maakt ons blind voor de innerlijke creatieve kracht van al die goede- en minder goede goden; een archetypisch pantheon die de grondstructuur lijkt te vormen van het onbewuste.